Hoofdaltaar St. Augustinuskerk

Uit Parwiki

Hoofdaltaar St. Augustinuskerk, april 2022

Voorgeschiedenis

Voor de geschiedenis van de voorlopers van deze kerk zie: Geschiedenis St. Augustinuskerk.
Het eerste hoofdaltaar uit deze kerk is bij een binnenbrand in de voormiddag van 4 oktober 1892 in vlammen opgegaan. De enige bekende bron hierover is ons Liber Memorialis, 92.[1] Het daarop volgende altaar van J. Lenaerts (Roermond), stevig gesponsord door de familie Jurgens (van het kasteel), werd pas geplaatst begin mei 1918, tijdens de eerste wereldoorlog. Op Hemelvaartsdag 9 mei 1918, droeg pastoor Wouters er voor het eerst de H. Mis aan op. Het altaar werd bij de restauratie in 1965 weggehaald. Dit kan men in retrospect toch wel als een beeldenstorm omschrijven.[2] Van het Lenaerts-altaar zijn enkele onderdelen bewaard: de vier pilaren en het ingekorte altaarblad vormen samen het huidige offeraltaar en twee houten panelen bevinden zich in de zijmuur van het priesterkoor. Verder zijn ook vier gipsen engelen bewaard, die zich in opslag bevinden.
Na de "vernieling" in 1965 stond er aanvankelijk helemaal geen hoofaltaar. Bij het maken van een film in de 1970-er jaren werd er een onooglijk altaar van drie onderdelen van verschillende neogotieke altaren op elkaar gestapeld. Dit gedrocht was ca 2,5 m. hoog. De stijlen en maten van de onderdelen pasten totaal niet bij elkaar. Dit stond er tot in augustus 1998 het huidige hoofdaltaar geplaatst werd. Het oude altaar werd teruggebracht naar de (intussen afgebroken) nieuwe kerk van Beek (Maria van de Wonderdadige Medaille), die het in bruikleen aan Elsloo had gegeven. Archiefbeelden

Oorsprong

Het huidige altaar is oorspronkelijk in opdracht van het kerkbestuur van de St. Petrus-parochie te Berlicum gebouwd in 1846-1847. Dit gebeurde waarschijnlijk met medewerking van of onder auspiciën van de abdij van Berne Heeswijk, die zorgde voor de zielzorg in deze parochie. Het altaar werd kennelijk ontworpen rond het reeds bestaande en kostbare doek met daarop de kruisafname. Het doek is rechtsonder gesigneerd: Godefridus Maes, antverpia fecit 1696. Linksonder staan vaag een tweetal wapenschilden, waaronder volgens het parochie-archief van Berlicum de intussen onleesbare namen staan: Hugo Boger - Jan Walter. Van de schilder Godefridus Maes weten wij dat hij op 15 augustus 1649 gedoopt werd in Antwerpen en aldaar overleed op 30 mei 1700.
Het altaar is duidelijk gemaakt voor het halfronde priesterkoor van de waterstaatskerk uit 1837 van Berlicum. De houten beelden in het altaar komen uit het atelier van Jan Baptist en Pieter Jozef de Cuijper uit Antwerpen. Het timmerwerk wordt toegeschreven aan atelier J. Buijssen uit Boxmeer. Op de achterzijde van de top van het altaar is er een inscriptie, die zichtbaar was tijdens de verplaatsing in 1998, met de tekst: "1847 Gebr. de Cuijper". Na de verplaatsing is deze inscriptie niet meer zichbaar vanwege een steunbalk.[3] Het hele altaar is van gepolychromeerd (i.c. gemarmerd) hout.

Naar Maastricht

Mogelijk is de aanwezigheid van het St. Augustinusbeeld aanleiding geweest om het altaar in 1933 naar Maastricht over te brengen naar de St. Jozefkerk aan de Kesselkade. Dit was de kerk van de Augustijnen (in het Maastrichts: Awwe Stiene) die in 1796 verdreven werden door de Fransen. Deze kerk werd toen door de Fransen ontdaan van haar inventaris en was o.a. een tijdlang als school in gebruik. Pas in 1920 werd het gebouw weer als kerk in gebruik genomen. Het altaar van Berlicum kwam beschikbaar bij de uitbreiding en restauratie van de St. Petruskerk aldaar in 1932. Bij de herinrichting van de Awwe Stiene werden toen o.a. het altaar en twee zij-altaren uit Berlicum gebruikt. In 1962 werd de kerk aan de eredienst onttrokken, m.n. omdat de buurt waarin zij zich bevindt een handelsbuurt werd waar vrijwel niemand meer woonde. De inboedel van de kerk bleef staan en het gebouw werd het repetitielokaal van de Maastrichter Staar.

Naar Elsloo

In 1998 werd genoemde Awwe Stiene door de Maastreechter Staar onderverhuurd om er een soort dancing te vestigen.[4] Al een paar jaar voor er sprake was van de komst van dit uitgangscentrum waren wij al geïnteresseerd in het altaar in deze vreemde setting. Wij werden getipt door een aantal leden van de Staar, die zich ergerden aan het feit dat het nog aanwezige altaar rond carnaval met ballonnen enz. versierd werd. De aanwezigheid van een beeld van de H. Augustinus van Hippo, patroon van onze kerk, in het altaar trok hierbij extra onze aandacht. Dank zijn Peter te Poel, die namens het bisdom toezicht hield op het kerkelijk kunstbezit, konden wij het altaar en in een latere fase twee biechtstoelen (nu in de Mariakerk) en een buste van St. Augustinus (nu op de balustrade voor het orgel), samen met een andere kleinere dingen voor Elsloo verwerven (gratis).
Het (neo-)barokke altaar, in exact dezelfde neo-classistische stijl als de andere altaren in de St. Augustinuskerk, werd tussen 3 en 20 augustus 1998 door een dertigtal vrijwillig(st)ers o.l.v. pastoor Achten gedemonteerd, naar Elsloo gebracht, schoongemaakt, van een gedegen fundering voorzien, behandeld tegen houtworm, gerestaureerd en opnieuw opgebouwd. Het altaar heeft daarmee een waardige plaats gevonden en luistert de St. Augustinuskerk op. Het altaar is 12,50 m hoog en 7,10 m breed (dit is 1 cm lager en 2 cm smaller dan het koor van de St. Augustinuskerk). Het altaarstuk (doek) dat een flinke scheur vertoonde werd een jaar later door restauratie-atelier Limburg gerestaureerd.

Kruisafname, Godefridus Maes 1696

Het altaar zelf

Het doek

Het centrale doek van Godefridus Maes (1649-1700) is gesigneerd en gedateerd: Antwerpen 1696. Het stelt de kruisafneming van Jezus voor door Jozef van Arimatea, Nicodemus en een aantal andere leerlingen. Het dode lichaam van de Heer wordt aan Zijn Moeder gegeven. Links onder staat Maria Magdalena met de spijkers van de kruisiging en de doornenkroon in haar handen.

St. Augustinus en St. Norbertus

Het doek wordt omzoomd door twee heiligen: St. Norbertus (links) en St. Augustinus. Gezien het feit dat de parochie van Berlicum eeuwenlang afhing van de nabijgelegen norbertijnerabdij is het niet te verwonderen dat de H. Norbertus, de stichter van deze orde en St. Augustinus, wiens regel door de Norbertijnen gevolgd wordt, afgebeeld zijn.
De H. Augustinus van Hippo (354-430) (rechts) wordt afgebeeld als bisschop met een brandend hart (hier gedragen door een engel). Dit naar aanleiding van een van de beroemdste zinnen in zijn werk: “Gij hebt ons Heer naar uw beeld gemaakt, en ons hart is brandt (is onrustig) totdat het rust vindt in u!” Het andere engeltje boven zijn hoofd draagt een banderol met de woorden: "Te Deum laudamus" (U God loven wij). Hij is de patroon van onze kerk en van onze parochie. (feest 28 augustus) Het verhaal gaat dat St. Augustinus alternerend met St. Ambrosius alternerend het lied "Te Deum" zong bij zijn doop in Milaan in 387.
De H. Norbertus van Xanten (ca 1082-1134) wordt aan de linkerzijde afgebeeld met een monstrans, een kruisstaf en een mijter die boven zijn hoofd zweeft. Dit laatste omdat hij diverse keren geweigerd heeft om bisschop te worden. (feest 11 juli) Het engeltje boven zijn hoofd heeft een banderol met daarop "fide et patientia" (= met/door geloof en geduld). Het is zijn wapen, maar ook het wapen van de St. Michielsabdij in Antwerpen waar hij met zijn hervormingen begon. St. Norbertus is afgebeeld omdat hij de stichter van de Norbertijnen is, die dit altaar lieten bouwen voor Berlicum. St. Augustinus is als tweede heilige gekozen, ongetwijfeld omdat de Norbertijnen de zogenaamde (klooster)regel van St. Augustinus volgen.

Tabernakeldeur. Hoc est corpus meum. (Dit is Mijn lichaam) Rechts onderaan gesigneerd: Jos. Jonkergouw . s-'Bosch. Fecit.
Lam Gods op antependium (Het perspectief van het kruis in dit reliëf is fout en daardoor erg vreemd.)

De H. Drievuldigheid

Bovenin wordt het mysterie van de H. Drievuldigheid: Vader, Zoon en H. Geest afgebeeld. De Vader wordt afgebeeld met een wereldbol en rechts met het “alziend oog” in een driehoek. De Zoon wordt afgebeeld met het kruis waarop Hij voor ons gestorven is. De H. Geest wordt afgebeeld als een duif. Het hele altaar is één grote catechese-les: de Drieëne God zendt zijn Zoon die zichzelf overlevert aan het kruis en die werkelijk aanwezig is in de gedaante van brood in het tabernakel. De tombe is versierd met een medaillon, met daarin het Lam Gods op het boek met de zeven zegels uit de apocalyps (Ap. 5,1-6,17). Het perspectief van dit medaillon is compleet verkeerd en stoort daarmee bij de rest van het altaar.
Het tabernakel toont Jezus op de troon met de tekst van de consecratie "Hoc est Corpus meum" (Dit is Mijn Lichaam). Boven het tabernakel is er een draaitabernakel met vier vakken, een ervan is versierd met houtsnijwerk: een kelk met een stralende hostie.

Het altaar beschikt over een draai- of cilindertabernakel met vier mogelijke standen
Draaitabernakel gesloten, houtsnijwerk
Draaitabernakel Messing kruis op verhoging
Draaitabernakel Messing kruis
Draaitabernakel normaliter leeg. Hier tijdens de aanbidding
Draaitabernakel gesloten, houtsnijwerk
Draaitabernakel Messing kruis op verhoging

Voetnoten

  1. In 1990-er jaren was de herinnering hieraan in het volksgeheugen totaal verdwenen.
  2. Liber Memorialis, blz. 296.
  3. Het hoofdaltaar van de kerk van Nederweert is van dezelfde maker.
  4. Vgl. J.M. van der Heijden, Berlicum: zwerftocht door het verleden, de beknopte geschiedenis van het kerkdorp Berlicum en de gehuchten Belveren, Middelrode en Kaathoven, Heemkundekring "De Plaets", 1982, 322-323.
    Wim van der Heijden, "Het neo-barok altaar van de R.-K. St. Petruskerk te Berlicum", in Rondom de Plaets. Kwartaaluitgave van heemkundekring 'De Plaets', Berlicum-Middelrode, 2000, I (jrg. 11), 27-30.