Uit de zondagsliturgie:
Op de eerste zondag na Pasen lezen wij in het evangelie het relaas over de verschijning van Jezus aan de kleine groep getrouwen die Hij uitgekozen heeft om getuige te zijn van Zijn verrijzenis en na hen de vrede gewenst te hebben zegt Hij: Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik U.
Hiermee maakt de Heer meteen duidelijk dat Zijn verrijzenis niet alleen voor de leerlingen betekenis heeft. De Heer wil dat deze boodschap verkondigd wordt. Want hoe zouden wij de boodschap van Christus vernemen wij enkel als zij verkondigd wordt?
En verkondigen dat de Heer verrezen is, is niet gemakkelijk. De eerste moeilijkheid waar men op stuit is het ongeloof van de mensen. Ja, de apostelen stuiten onmiddellijk al op ongeloof in hun eigen kring. Thomas, die de verschijning van de Heer niet heeft meegemaakt weigert het te geloven. Hij kan het woord van zijn broeders niet aannemen.
Acht dagen later verschijnt de Heer dan en dan geeft Hij ook aan Thomas het bewijs dat Hij wel degelijk uit de doden is opgestaan. Jezus zegt dan tot Thomas: "Zalig zij die niet gezien en toch geloofd hebben".
Deze woorden tot Thomas gesproken richt Jezus tot ieder van ons. Tot ons Christenen die inderdaad de verrezen Heer niet gezien hebben en die toch in Zijn verrijzenis geloven. Wij allen immers hebben de verrezen Heer niet gezien.Maar hoe zijn we dan tot geloof gekomen?
Wij komen tot geloof door het getuigenis van de apostelen, door het woord van de Kerk. Wij worden overtuigd door het getuigenis van de H. Schrift, van de Kerk, van de apostelen die met hun bloed in de marteldood getuigenis hebben afgelegd van de waarheid van hun boodschap. Wij worden overtuigd omdat de boodschap van de Heer de enige is die de verlangens van ons hart naar eeuwiege en blijvende dingen vervult. De enige boodschap die eeuwig leven geeft en ons met God verzoent.
Wat opvalt en wat een troost voor ons mag zijn, dat is dat Jezus geen supermensen uitkiest om Zijn evangelie uit te dragen. Het zijn bange apostelen, vissers, een tollenaar en andere eenvoudige mannen en jongensm het is een kleingelovige Thomas, de uitbundige Petrus die Hem pas verloochend heeft.
Pas als God zelf hen het geloof schenkt en als zij de H. Geest krijgen, pas dan worden zij mensen die niet meer terugdeinzen en die geen moeite meer schuwen om voor hun geloof uit te komen.
En voor wie het geloof in Christus gevonden heeft worden een heleboel andere dingen van totaal ondergeschikte waarde. Men wil iedereen dat geluk en die zekerheid schenken dat alleen het geloof kan bieden. Men wil iedereen die band met Christus schenken, de Enige die eeuwig leven te bieden heeft.
Als men die rijkdom van het geloof, die rijkdom van hart gevonden heeft dan kan men ook niet meer opgaan in het leven enkel en alleen maar voor meer weelde, meer luxe, meer genot, meer plezier. Dan gaat men leven voor echt waardevolle en onvergankelijke dingen. Nl. voor God en voor zijn broeders en zusters die allen geroepen zijn tot eeuwig leven. De gelovige heeft dan ook een innerlijke band met God die Hem een geloof en een zekerheid schenkt die onbekend zijn aan hen die dat niet kennen.
Dit alles vinden we meesterlijk uitgedrukt op het einde van het evangelie van Johannes (20,30-31):
"In het bijzijn van zijn leerlingen heeft Jezus nog vele andere tekenen gedaan die niet in dit boek zijn opgetekend, maar deze hier zijn opgetekend opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt in Zijn naam."Uiteindelijk was voor de apostelen, voor de eerste Christenen, en is ook voor ons alleen maar belangrijk de band met Christus, want alleen daar vinden wij God, vinden wij geluk, vinden wij het doel van ons leven leven mag bepalen. Amen.
|