Alleluia, allelu, alleluia, alleluia, alleluia. (x2)
1. Er wordt een kind geboren: God Zelf zal met ons zijn;
Hij zoekt wat is verloren Hij zal een Raadsman zijn. <Refrein>
2. Het kind dat eens zal komen, dat met de duivel spot
en onder ons komt wonen, dat is de Sterke God. <Refrein>
3. Het kind van Gods behagen zal komen op Zijn tijd;
Het zal de Godsnaam dragen: Vader der eeuwigheid. <Refrein>
4. Het kind dat al ons lijden eens op zijn schouders torst
en dat ons komt bevrijden, dat is de Vredevorst. <Refrein>
5. Gods heerschappij zal groot zijn in `t rijk, door Hem gesticht;
Zijn volk zal eeuwig vrij zijn en leven in Zijn licht! <Refrein>