1. Mon âme se repose en paix sur Dieu seul: de lui vient mon salut.
Bij God alleen rust mijn ziel rust in vrede: van Hem komt mijn heil.
Oui, sur Dieu seul mon âme se repose, se repose en paix.
Ja, bij God alleen rust mijn ziel, rust ze in vrede.
Mon âme se repose en paix sur Dieu seul: de lui vient mon salut.
Bij God alleen rust mijn ziel rust in vrede: van Hem komt mijn heil.
Oui, sur Dieu seul mon âme se repose, se repose en paix.
Ja, bij God alleen rust mijn ziel, rust ze in vrede.
2. Mijn ziel verstilt in rust en vrede bij God: van Hem alleen mijn heil.
Ja, bij de Heer verstilt mijn ziel in vrede, keert zich stil tot Hem.
Mijn ziel verstilt in rust en vrede bij God: van Hem alleen mijn heil.
Ja, bij de Heer verstilt mijn ziel in vrede, keert zich stil tot Hem.