1. Heer, wij dragen onze gaven aan,
vrucht van werkzaamheid, vrucht van liefde.
Door de woorden van weleer
ontmoeten wij de levende Heer: "Neemt en eet hiervan, neemt en drinkt hiervan."
Hier zijn brood en wijn, onze Heer.
2. Zo beleven we Zijn aanwezigheid
de belofte van `t aardse leven.
In dit brood en in de wijn
wil Hij alle dagen met ons zijn. <Refrein>
3. Door de Vader, met de Heilige Geest
en in eenheid met de Zoon.
Voor Gods volk wordt zo voorgoed
het geloof door deze gaven gevoed. <Refrein>