1. Hoe leit dit Kindeke hier in de kou:
Ziet eens hoe alle Zijn ledekens beven.
Ziet eens, hoe dat Het weent en krijt van rouw! Na na na na na na kindeke teer
Ei, zwijg toch stil, sus, sus! En krijt niet meer.
2. Sa ras dan, herderkens, komt naar de stal:
Speelt een zoet liedeke voor dit teer lammeke:
Mij dunkt het, dat Het nu haast slapen zal! <Refrein>
3. En gij, o engeltjes, komt hier ook bij:
Zingt een motetteke voor Uwen Koning:
Wilt Hem vermaken door uw melodij: <Refrein>