1. Verwacht de komst des Heren, o mens, bereid u voor:
reeds breekt in deze wereld het licht des hemels door.
Nu komt de Vorst op aard, die God Zijn volk zou geven:
ons heil, ons eigen leven vraagt toegang tot ons hart.
2. Bereid dan voor Zijn voeten de weg die Hij zal gaan:
Wilt gij uw Heer ontmoeten, zo maak voor Hem ruim baan.
Hij komt, bekeer u nu, verhoog de dalen, effen
de hoogten die zich heffen tussen uw Heer en u.
3. Een hart dat wacht in ootmoed is lieflijk voor de Heer.
maar op een hart vol hoogmoed ziet Hij in gramschap neer.
Wie vraagt naar Zijn gebod en bidden blijft en waken,
in hem wil woning maken het heil, de Zoon van God.