1. Wanneer ik door de velden ga
en zon en hemel gadesla,
dan weet ik, Heer hoe groot Gij zijt,
en buig mij voor Uw majesteit U zingt mijn ziel op blijde toon:
mijn God, Gij zijt oneindig schoon.
2. Gij tooit de feestelijke zon
gelijk een jonge bruidegom,
die als een reus zijn tocht begint
en alles met zijn gloed doordringt <Refrein>
3. Wanneer mijn ziel Uw wet beleeft,
Uw heilzaam woord mij vreugde geeft:
Uw wet is als een heerlijk licht
dat veilig mijne schreden richt <Refrein>
4. Al staat Uw wet mij zo nabij
`k weet mij van zonden nimmer vrij
maak Gij me schuldeloos en rein
en wil mijn rots en redder zijn <Refrein>