Juicht voor den koning van de Joden
1. Juicht voor den koning van de Joden,
buigt voor geen dove wereldmacht,
knielt voor den knecht die Gods geboden
beluisterd heeft en wel geacht.
Drie vreemden zochten Hem van verre -
Herodes hebben zij bespot,
met goud, met wierook en met mirre
aanbaden zij de Zoon van God.
2. Hij daalt ootmoedig in het water,
de vogel Geest komt aangesneld,
God heeft in Hem Zijn welbehagen
en alle zaligheid gesteld:
tegen de stroom staat Hij ten teken,
hier wordt des levens loop gewend,
het blinde lot gestuwd tot zegen,
zij zijn tot in de dood gekend.
3. In Kana was de gloed geweken,
het vuur bedolven onder as;
toen zei de vlam in ied`re beker
wie er de ware wijnstok was;
laat het nu uit de kruiken stromen,
de vreugde ga van mond tot mond,
omdat Hij, in Zijn uur gekomen,
de aarde aan Zijn zijde vond!
4. Juicht voor den koning van de volken,
buigt voor Zijn opperheerschappij,
zingt Halleluja! Uit de wolken
komt ons Zijn heerlijkheid nabij.
Bouwt dan ootmoedig aan de aarde,
legt vrede in elkanders hand:
Hij die de beste wijn bewaarde
roept ons ter bruiloft in Zijn land!
|