Looft God de Heer, `t is welgedaan
Alleluia, alleluia, alleluia
Alleluia, alleluia, alleluia
1. Looft God de Heer, `t is welgedaan,
Zijn Woord is door de dood gegaan,
het licht is waarlijk opgestaan, alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia.
2. De steen die op de wereld lag,
het zwaar gebod dat aanstoot gaf,
is weggewenteld van het graf, alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia.
3. Het loos gerucht dat mensen kwelt:
de boze is terechtgesteld,
de vrienden hebben het ons gemeld, alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia.
4. De vijand leidt Hij om de tuin,
daar zal geen list meer en venijn
doch enkel lust en leven zijn, alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia.
5. De boom des levens staat geplant,
het water stroomt ter rechterkant,
want Jezus kreeg de overhand, alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia.
6. Zijn woord is melk en honing goed,
en meer dan welke koning doet
geeft Hij een land van overvloed, alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia.
7. Hij is de Zoon van Abraham,
die omzag naar het offerlam,
en Melchisedek tegenkwam alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia.
8. O, Eersteling gebonden schoof,
voor wie een veld van koren boog,
wij strekken U ten hemel hoog, alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia.
9. Een wingerd zijt Gij aan de muur,
die uitgroeit boven lot en duur,
voorzegd in Jakobs stervensuur, alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia.
10. Nu troont Gij in Uw heerlijkheid,
het loon draagt Gij reeds voor U uit,
Uw brood en wijn versnelt de tijd, alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia.
11. O Heer, die eeuwig koning zijt
en die een woning ons bereidt,
zend ons Uw vuur en vrolijkheid, alleluia.
Alleluia, alleluia, alleluia.
|