1. Ik zal uw herder zijn, komt arme schapen, die dwalen;
volg Mij, Ik zal u in grazige weiden onthalen;
Mijn herdershart zoekt wie benard en verward
dolen in donkere dalen.
2. Ik ben de Herder, geen dief die slinks komt aangeslopen;
Ik ben de Herder en Mij doet de deurwachter open.
Luister naar Mij, kom en volg Mij van dichtbij:
durf alle heil van Mij hopen.
3. Ik ben de goede waarachtige Herder ten leven;
Ik ben geen huurling, die niet om de schapen kan geven;
Ik ben die ben; zij kennen Mij en Ik hen,
die in Mijn hart staan geschreven.