Laat ieder horen, dat eens werd geboren
1. Laat ieder het horen, dat eens werd geboren,
de Redder der wereld, de Heer van `t heelal.
De engelen melden in Efratha`s velden,
dat Hij werd geboren in Bethlehems stal.
Komt, laten wij eren, de Here der Heren,
zo groot van ontferming en van gena.
Want Hij wil ons geven, dicht bij Hem te leven.
De Heiland der wereld, halleluja!
2. En herders, zij kwamen bij `n kribbe tesamen,
omringden eerbiedig het Kindeke teer.
De flonkerende sterre, riep wijzen van verre;
zij knielden ontroerd bij het Kindeke teer.
<Refrein>
3. In doeken gewonden, voor al onze zonden,
ligt hier in een kribbe het Godd`lijk Kind.
De sterre gaat stralen, voor wie moe van `t dwalen,
bij `t wonder van Bethlehem vrede vindt.
<Refrein>
4. Wil daarom niet klagen, maar dankbaar gewagen,
van blijdschap en vrede, voor ons bereid.
Van `t Kind dat het leven, weer glans heeft gegeven,
Hem zij al de glorie in eeuwigheid.
<Refrein>
|