Die vroeg zijn aangeworven (LD 1056)
1. Die vroeg zijn aangeworven, van die wordt veel gevraagd;
zij zwoegen van de morgen tot midden in de nacht.
Die later zijn gekomen, die krijgen veel te veel,
ze vragen met de vromen een evenredig deel.
2. De vroegen zijn de vroeden, de pioniers van ouds,
die God reeds vroeg ontmoetten; zijn stem is hun vertrouwd.
Die later zijn gekomen, die krijgen evenveel,
de daders en de dromers een evenredig deel.
3. De werkers van het elfde, het late avonduur,
die krijgen toch hetzelfde als iedere pionier.
Die later zijn gekomen, zij krijgen evenveel,
de vaders en de zonen, een evenredig deel.
4. Wat is er niet verdragen? Wat is er niet geduld?
De hitte van de dagen, de wroeging van de schuld.
Die later zijn gekomen, verwachten evenveel,
zij laten het zich lonen met evenredig deel.
5. De dag is haast gestorven, de as bedekt met vuur;
de nacht verwekt de morgen, en wij, wij staan te huur.
Die later zijn gekomen, die krijgen evenveel,
de slaven en de slomen, een evenredig deel.
6. Wij hebben lang gezwegen, wij vragen uit één mond,
geef ons het loon des levens, geef ons de volle pond !
Die later zijn gekomen, die geeft hij evenveel,
die slapen en die sloven, een evenredig deel.
7. De alleroudste vaders, de allerjongste zoon,
zij krijgen Gods genade, dat is het volle loon.
Die later zijn gekomen, die krijgen evenveel,
genade zal hun lonen, een evenredig deel.
|