1. Nowell, Nowell in Betlehem,
zongen d`englen met blijde stem.
In `t stille dal hielden herders de wacht,
en hoedden hun kudde in koude nacht. Nowell, Nowell, Nowell, Nowell
Hij is geboren in Israël.
2. Zij volgden de ster, die licht als de dag
en vonden de plaats waar Jezus lag.
In `t kille stro het kindeke teer,
de herders zij knielden bij `t Kribje neer.
<Refrein>
3. Lof moet Hem zijn te allen tijd,
dus laat ons nu zingen zeer verblijd.
Van God en Heer in Betlehems stal,
die ons heeft bevrijd van Adams val.
<Refrein>