Drie koningen zagen een sterre
1. Drie koningen zagen een sterre
een sterre van wondere pracht
de sterre van Jacob het teken
zo lang aan de hemel verwacht.
Zij repten zich heen in `t geleide
der ster die zij hadden aanschouwd
naar `t land van de Joden met giften
van mirre, van wierook en goud.
2. Toen zij te Jeruzalem kwamen
verdween er de sterre meteen
zij gingen naar koning Herodes
en vroegen: "Waar moeten wij heen?
Waar is er de koning geboren,
wiens sterre wij hebben aanschouwd?
Wij zijn ter aanbidding gekomen
met mirre met wierook en goud."
3. En toen zij daar hadden vernomen:
"naar Bethlehem moet gij dan gaan",
vertoonde zich weder de sterre
en reisden zij blijde weer aan.
Zij vonden het koninklijk Kindje
en knielden aanbiddend terneer,
met goud en met wierook en mirre
en keerden vol dankbaarheid weer.
|