Een Kind geboren in Bethlehem
1. Een Kind geboren in Bethlehem,
Verblidet alle Jeruzalem.
Amor, amor !
Quam dulcis est amor !
2. Die zoon die nam die mensheid aan,
die bi den vader komen kan.
<Refrein>
3. Toen Gabriël die engel kwam,
die jonckvrouw toen den zoon gewan.
<Refrein>
4. Een bruidegom uit zijne kameren,
gekomen zonder jammeren.
<Refrein>
5. Zi leiden in een kribbekijn,
des eeuwigen vaders zonekijn.
<Refrein>
6. Die os en ezel hebben `t geweten,
dat dat Kind is Jezus geheten.
<Refrein>
7. Drie koningen kwamen uit Oostenlande,
en brachten met hen hun offerande.
<Refrein>
8. Zi gingen daar te samen in,
en groeten dat nieuw kindekijn.
<Refrein>
9. Die engelen zongen toendertijd,
die herderkens waren mee verblijd.
<Refrein>
10. Die engelen in der eerde mede,
en die gelovigen kregen de vrede.
<Refrein>
11. Al met die engelen willen wi zingen,
en laten onze herten in vroeden springen.
<Refrein>
|