In Bethlehems stal
1. In Bethlehems stal,
Lag Christus de Heer,
In doeken gehuld,
Als kindje terneer.
Voor Hem was geen plaats meer
In herberg of huis;
Zijn wieg was een kribbe,
Zijn troon was een kruis
2. Zo arm werd de Heer,
Der engelen Heer,
Die zondaren mint,
Zo nameloos teer;
Die hun wil vergeven,
Hoeveel het ook zij;
Zo arm werd de Heiland
Voor u en voor mij.
3. Lam Gods voor de schuld
Der wereld geslacht,
Dat eens aan het kruis
Voor mij hebt volbracht.
Ik kniel bij Uw kribbe
Met dankend gemoed,
En breng U eerbiedig
Mijn zeeg`nende groet.
4. Ik wijd U mijn vreugd,
Mijn leven, mijn hart;
Bij U wil ik zijn
In blijdschap en smart.
Geef Gij mij een harte,
Dat U steeds bemint,
Dan ben ik van nu aan
Voor eeuwig Uw kind.
|