Wanneer ik naar uw hemel kijk
1. Wanneer ik naar uw hemel kijk,
wat voel ik mij dan klein!
Wanneer de gouden maan daar prijkt,
overal sterren zijn,
dan weet ik Heer,
zij allen gaan de door U aangewezen baan.
De hemel, Heer, prijst wijd en zijd,
uw naam en majesteit.
2. Wanneer ik naar uw hemel kijk,
wat voel ik mij dan klein!
Maar U zegt dat ik op U lijk,
mijn Vader wilt U zijn.
O Heer, wat is een mensenkind
dat U hem zo geweldig vindt,
en dat U steeds weer naar hem vraagt,
en hem op handen draagt.
3. Wanneer ik naar uw hemel kijk,
wat voel ik mij dan klein!
Maar heel de aarde is mijn rijk,
hier mag ik koning zijn,
over de vogels en het vee
en alle vissen in de zee.
De aarde, Heer, prijst wijd en zijd,
uw naam en majesteit.
|