De Zoon die voor de eeuwen
1. De Zoon, die voor de eeuwen bestond in heerlijkheid.
die God gelijk mocht heten, Hij werd een mens gelijk.
Hij heeft zichzelf ontledigd, Zijn glorie afgestaan.
Tot losprijs voor de velen biedt Hij Zijn leven aan.
2. O Heer, die in ons midden als dienaar waart geknield,
in liefde tot het einde hebt Gij ons volk gediend.
Laat ons Uw deemoed leren, maak onze liefde waar,
opdat wij ons bekeren, U dienend in elkaar.
3. Maar hoog wordt Hij geheven: want wie de dood doorstond
werd Leidsman naar het leven, Heer van het nieuw verbond.
En eeuwig blijft weerklinken, hoog uit de wolk een stem:
Mijn Zoon, de veelgeliefde! Gij allen, hoort naar Hem!
4. Heer, die omhoog geheven, de wereld tot U trekt,
o Zaad, dat prijs gegeven, de rijkste vruchten verwekt,
laat ons Uw voetspoor volgen, opdat, waar Gij verblijft,
Uw dienaars en getrouwen voor altijd met U zijn.
|