God is de Herder
1. God is de Herder die waakt over mij,
die mij geleidt naar de groenende weiden:
God is mijn Herder, mij altijd nabij,
om mij naar vredige waat`ren te leiden
Liefelijk lokt mij Zijn wenkende stem:
God is mijn Herder, `k ben veilig bij Hem.
2. Moet ik langs dreigend en donker ravijn,
nooit zal ik listige vijanden vrezen
God zal mijn Hoeder, mijn veiligheid zijn,
God zal een steun en een trooster mij wezen,
<Refrein>
3. God is mijn gastheer, Zijn Huis is mijn woon,
Hij laat voor `t oog van mijn vijand mij eten.
heeft mij zijn lavende beker geboon:
`k ben als een vriend aan Zijn tafel gezeten.
<Refrein>
4. `k Weet mij gelukkig in leven en dood,
steeds hoop ik goedheid van God t`ondervinden,
en zoek ik rust in Zijn veilige schoot:
`k Zal bij mijn Herder steeds zaligheid vinden.
<Refrein>
|