Hij ging van stad tot stad
1. Hij ging van stad tot stad,
Hij sprak: "Tot U ben ik gezonden."
Voor zieken en gewonden
had Hij een woord, een onderdak
Alles heeft Hij welgedaan
Tot wie zou ik anders gaan?
2. Hij gaf aan blinden het gezicht,
De nacht heeft Hij verdreven,
gaf doden weer het leven,
waar Hij voorbijging werd het licht.
<Refrein>
3. Daags voordat Hij gestorven is
heeft Hij het brood genomen:
"Hiertoe ben ik gekomen,
doet dit tot Mijn gedachtenis."
<Refrein>
4. En alwie Jezus` naam belijdt
zal wonderen verrichten
en als een lamp verlichten
de lange gang van onze tijd
<Refrein>
|