Daar bloeid` ene lelie
1. Daar bloeid` ene lelie met zuiverlijke pracht
vóór eeuwen en tijden in `t diepst van Gods gedacht.
Zij was toch zo schone! Zij bloeide toch zo blank!
Er looft haar naar waarde, noch mens, noch eng`lenzang.
2. Vandaag is die lelie, zo menig eeuw verbeid,
op aarde gesproten in reine heerlijkheid.
`t Zijt gij, o Maria, o lelie eeuwig schoon,
Gods Bruid en Gods Dochter en Moeder van Gods Zoon.
3. Al d`engelenkoren begroeten heden d`aard;
zij heeft hun, o wonder, een Koningin gebaard!
O hemelse lelie, gij zijt onz` eeuw`ge roem,
Gij zijt van de wereld de vlekkeloze Bloem.
|