Zo spreekt de Heer die ons geschapen heeft
1. Zo spreekt de Heer die ons geschapen heeft:
Wat durft dat volk mij nog te vragen.
Dat volk dat vast, maar toch in tweedracht leeft
Wat durft dat volk mij nog te vragen.
Die in zak en as gezeten
twistend Mijn gebod vergeten,
denkt gij, dat Ik om uw vasten geef?
Mijn volk wat durft gij Mij te vragen.
2. Zo spreekt de God die alles weet en ziet:
Ik durf uw vasten niet vertrouwen.
Als gij de zwervers niet uw woning biedt
durf ik uw vasten niet vertrouwen.
Schenk uw brood aan de geboeiden
schenk uw troost aan de vermoeiden.
Anders hoor Ik naar uw smeken niet,
en durf uw vasten niet vertrouwen.
3. En Jezus sprak: Bemint uw vijand ook;
Heer God, wij staan voor U verlegen.
Vergeeft het kwaad, zo doet Mijn Vader ook;
Heer God, wij staan voor U verlegen.
Want Gij zijt ook zelf geschonden
door een menigte van zonden,
en Mijn Vader, Hij vergeeft u ook.
Heer God, wij staan voor U verlegen.
4. En Jezus zegt: Mensen, verdraagt elkaar,
en Jezus` woord zal ons bevrijden.
Vergeet u zelf en dient elkander maar
en Jezus` woord zal ons bevrijden.
Aan elkander prijsgegeven
vindt gij honderdvoudig leven.
Jezus zegt: Mensen, bemint elkaar.
En Jezus` woord zal ons bevrijden.
|