Heer laat mij voor uw altaar komen
1. Heer, laat mij voor Uw altaar komen,
Gij die de blijdschap zijt vanaf mijn jeugd.
Heer reken mij onder Uw vromen,
onder Uw hoede is mijn ziel verheugd.
Heer, laat mij voor Uw altaar komen,
Gij die de blijdschap zijt vanaf mijn jeugd.
2. Zend mij Uw licht, het zal me tonen
de witte heuvel waar Uw tempel staat,
Ik wil er binnengaan, er wonen,
en voor Uw altaar staan, voor Uw gelaat.
<Refrein>
3. Ik zal U lof zingen op snaren
en bijna droevig zijn bij dit geruis,
en denken aan mijn kinderjaren
toen ik verheugd was in mijn Vaders huis.
<Refrein>
|