Gij zijt een mensenzoon
1. Gij zijt een mensenzoon, Gij komt van ver.
Bloed van ons bloed, uit ons zijt Gij genomen.
2. Gij hebt mijn lief en leed, mijn dag gedeeld.
Gij zijt voor mij geen vreemde God gebleven.
3.Toen ik nog nergens was, maar levend dood;
hebt Gij en Gij alleen mijn licht ontstoken.
4. Licht van uw licht zijn wij, van uw geslacht;
mensen van licht, maar duister onze wegen.
5. Mensen van vlees en steen, van hoop en vrees;
breng ons toch thuis, in godsnaam geef ons vrede.
|