O God, die droeg ons voorgeslacht
1. O God, die droeg ons voorgeslacht,
in nacht en stormgebruis,
bewijs ook ons uw trouw en macht,
wees eeuwig ons tehuis.
2. De schaduw van uw troon omsloot
uw heiligen weleer
bij U beveiligd is ons lot
en zeker ons verweer.
3. Gij zijt, van vóór Gij zee en aard`,
hebt door Uw woord bereid,
altijd dezelfde, Die Gij waart,
de God der eeuwigheid.
4. En duizend jaar gaan als de dag
van gistren voor U heen,
een schaduw, een gedachte vaag,
een nachtwaak, die verdween.
5. De tijd draagt alle mensen voort,
op zijn gestage stroom;
ze zijn als gras, door zon verdord,
vervluchtigd als een droom.
6. O God, Die droeg ons voorgeslacht,
in tegenspoed en kruis,
wees ons een gids in storm en nacht
en eeuwig ons tehuis!
|