Stabat Mater (Naast het kruis)
1. Naast het kruis, met schreiend ogen
stond de moeder diep bewogen,
wijl haar zoon te sterven hing.
2. Dwars toen door het zuchtend harte,
overstelpt van wee en smarte
drong het zwaard der marteling.
3. O, hoe droef, hoe vol van rouwe
was de zegenrijkste vrouwe,
Moeder van de een`gen Zoon.
4. Hoe zij leed, de diepbedroefde,
tere moeder, wijl ze toefde
bij die Zoon, aan `t kruis ten toon.
5. Wie, toch die niet wenen zoude,
zo hij `t bitter leed aanschouwde,
dat Maria`s hart verscheurt!
6. Wie, die zonder medelijden
Christus` moeder zou zien lijden,
daar zij met haar Zoon zo treurt!
7. Voor de zonden van de zijnen,
zag zij Jezus in de pijnen,
door de gesels gekastijd.
8. Zag haar dierbaar kind in `t sterven
ook Zijn Vaders troost nog derven
heel verlaten al die tijd.
9. Laat mij, moeder, bron van liefde,
voelen `t leed dat U doorgriefde,
dat ik met U medeween.
10. Doe mijn hart voor Jezus branden,
vlecht gijzelf de liefdesbanden,
Dat ik God behaag alleen.
11. Moeder, wil dit heil bewerken,
des Gekruisten wondemerken
diep te prenten in mijn hart.
12. Zoveel heeft in ziel en leden
gaarn` uw Zoon voor mij geleden:
laat mij delen in Zijn smart.
13. Laat als kind met U mij wenen.
medelijdend mij verenen,
met uw Zoon mijn leven lang.
14. Staan bij `t kruis aan uwe zijde,
en er klagen, met u lijden,
niets wat ik zo zeer verlang.
15. Maagd der maagden. nooit volprezen
wil mij niet ongunstig wezen,
laat mij jamm`ren zoals gij.
16. Laat mij Christus` doodstrijd strijden,
deelgenoot van al Zijn lijden,
`t diep gevoelen zoals Hij.
17. Laat Zijn wonden mij doorsteken
en voor `t kruis in liefd` ontsteken,
en voor `t bloed van uwe Zoon.
18. Wil mij aan het vuur onttrekken,
met uw voorspraak, Maagd, mij dekken,
als ik staan zal voor Zijn troon.
19. Christus, om van hier te scheiden,
laat uw moeder mij geleiden
waar de zegepraal mij wacht.
20. Als mijn lichaam komt te sterven,
laat mijn ziele dan verwerven
`s hemels blijde gloriepracht.
|