U Rozenkrans bemin ik
1. U rozenkrans bemin
ik reeds van mijn vroegste jeugd.
Ik zal U nooit verlaten,
in droefheid of in vreugd,
tot het ogenblik,
van mijn laatste snik,
bij dag, bij nacht blijft
gij o rozenkrans bij mij.
2. O rozenkrans, ik eer u,
verheven hemelpand
Dat w`aan Maria danken,
aan hare moederhand.
Moeder van de Heer,
U zij dank en eer
voor `t grote liefdeblijk,
aan hemelgunsten rijk.
3. O rozenkrans hoe lieflijk
hoe wonderschoon zijt gij!
Hoe geurig zijn uw rozen,
wat deugden melden zij.
O, hoe wonderzoet,
klinkt uw "Wees Gegroet".
Hoe dikwijls ook gehoord,
steeds klinkt het zoet, dat woord.
4. Maria ene bede
o weiger mij die niet
Gij gaaft me `n krans op aarde
die nimmer mij verliet.
Schenk mij nog een krans,
schitterend en vol glans.
Schenk mij dat liefdeblijk,
eens in het hemelrijk.
|