Vreugde, vreugde, louter vreugde
1. Vreugde, vreugde, louter vreugde,
is bij U van eeuwigheid.
Schepper die `t heelal verheugde,
bron van eeuw`ge vreugde zijt.
Gij die woont in licht en luister
drijft de schaduwen uiteen.
Hij, die zoeken doolt in `t duister
vindt het licht bij U alleen.
2. Duizend lichten, duizend kleuren
zijn de weerglans van uw pracht;
daarmee wilt Gij mensen beuren
uit hun zorgen, uit hun nacht.
Op een zee van licht en zangen
voert Gij ons tot U omhoog.
Gij, Heer, zijt ons hoogst verlangen;
doof niet voor uw licht ons oog!
3. Open nu ook onze ogen
voor het ware vreugdelicht.
Opdat wij uw naam verhogen,
juichen voor uw aangezicht.
Want in Christus komt Gij nader
hem, die onder zonden zucht.
Ieder wilt Gij zijn een Vader,
die in Jezus tot U vlucht.
|