Liturgie:Lied 1338

Uit Parwiki

Gij zijt geborgen in Gods lommer

1. Gij zijt geborgen in Gods lommer
en onder Zijn almacht`ge hand;
God is uw burcht, wees niet bekommerd
Zijn vesting houdt voor eeuwig stand.
God is mijn toevlucht en mijn burcht,
God is mijn schild en mijn vertrouwen. Alleluia!


2. Hij heeft zijn vleugels uitgeslagen,
zijn wieken waakzaam uitgestrekt;
Hij heeft alleen, nachten en dagen,
U met zijn schild, zijn trouw gedekt.
<Refrein>

3. De Hoogste is uw burcht, zijn wallen
vrijwaren u in zijn gebied;
er mogen duizend naast u vallen,
maar u genaakt het onheil niet.
<Refrein>

4. Gij stelde in Mij uw vertrouwen,
vergeet nu in Mijn Naam uw zorg:
Ik zal Mijn vesting rond u bouwen,
Ik schenk beschutting, Ik sta borg.
<Refrein>