Liturgie:Lied 1353

Uit Parwiki

Van U zijn alle dingen

1. Van U zijn alle dingen,
van U, O God en Heer,
van U de zegeningen
die `k biddende begeer.
Gij wilt mijn weg omringen
met liefde wijs en teer.
Wat wij ooit goeds ontvingen,
het is van U, o Heer.

2. Nog voor wij U iets vragen,
voorkomt Gij ons gebed.
Gij hebt aleer wij klagen,
op onze nood gelet.
Gij helpt de last ons dragen,
Gij steunt bij elke tred,
zelfs bij de zwaarste plagen
zijt Gij de God die redt.

3. Hoe kent Gij al mijn noden,
waarin Gij trouw voorziet.
Gij geeft geen steen voor broden,
een slang voor vissen niet!
Wie komt tot U gevloden,
wien Gij geen redding biedt?
Gij laat de zondaar noden,
nog eer hij tot U vliedt.

4. O mocht ik U beminnen
gelijk Gij mij bemint,
laat heil`ge vrees van binnen
mij leiden als Uw kind!
Mocht ik die rijkdom winnen,
die roest noch mot verslindt,
en werden nooit mijn zinnen
door ijd`le glans verblind!

5. U zal ik eeuwig eren,
die eeuw`ge goedheid zijt!
U blijve, Heer der heren,
geheel mijn hart gewijd.
Wat kan ik niet ontberen
wanneer Uw hand mij leidt,
wat vuriger begeren
dan Uwe heerlijkheid!