Parochieblad:Archief 2005-06-11: verschil tussen versies
k (1 versie geïmporteerd) |
|
(geen verschil)
|
Huidige versie van 7 jan 2023 om 09:02
Een tekst van St. Augustinus (354-430) over Het Onze Vader (Epistula ad Probam) (Als wij bidden dan zijn) voor ons woorden noodzakelijk, want daardoor worden wij aangespoord en wordt ons duidelijk wat wij moeten vragen. Zij zijn niet noodzakelijk als wij menen God daarmee te kunnen onderrichten of te vermurwen. Wanneer we dus zeggen: Uw Naam worde geheiligd, wekken we ons op om te verlangen dat zijn Naam die altijd heilig is, ook bij de mensen voor heilig gehouden wordt, dat wil zeggen: niet veracht wordt. Dit strekt de mensen tot voordeel, niet God. En als we zeggen: Uw rijk kome, dat - of we het nu willen of niet - toch komt, wekken we ons verlangen naar dat rijk op, opdat het voor ons moge komen en wij waard mogen zijn er te heersen. Wanneer we zeggen: Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel, dan vragen we Hem om zo'n gehoorzaamheid dat zijn wil in ons mag geschieden, zoals hij in de hemel door zijn engelen volbracht wordt. Wanneer we zeggen: Geef ons heden ons dagelijks brood, dan betekent het woordje 'heden': in deze tijd. Daarmee vragen we ofwel alles wat we nodig hebben en noemen dat naar het belangrijkste deel, brood, dat het geheel van wat we nodig hebben beduidt; ofwel het sacrament van de gelovigen dat in het huidige leven noodzakelijk is, niet om het tijdelijke, maar om het eeuwige geluk te verkrijgen. Wanneer we zeggen: Vergeef ons onze schulden zoals wij vergeven aan onze schuldenaren, sporen wij onszelf aan om ons vragen en handelen met elkaar in overeenstemming te brengen, opdat wij vergeving verdienen te ontvangen. Wanneer we zeggen: Leid ons niet in bekoring, dan sporen wij onszelf aan te vragen dat wij niet, van zijn hulp verstoken en in een of andere bekoring misleid, toestemmen of moedeloos toegeven. Wanneer we zeggen: Verlos ons van het kwade, dan sporen wij ons aan te bedenken dat wij nog niet in dat goede gevestigd zijn waar wij geen enkel kwaad meer te verduren zullen hebben. En deze zin staat als laatste in het gebed des Heren, en is zo weid dat de christen in welke nood hij ook terechtgekomen is, met dit woord zijn zuchten tot uitdrukking kan brengen, zijn tranen storten, daarmee kan beginnen, daarbij kan verwijlen en hiermee zijn gebed kan beëindigen. Want met deze woorden moet men de werkelijkheid zelf in onze aandacht laten doordringen.
Doopvieringen. |