Geschiedenis St. Augustinuskerk

Uit Parwiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 19 sep 2024 om 16:10
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

1 Oude geschiedenis

St. Augustinuskerk vanaf de toren van de Mariakerk (sept. 2004) Nog zonder windmolens in België.
Waarschijnlijk is Elsloo vanaf de komst van de Bandkeramiekers rond 4000 vóór Christus blijvend bewoond geweest in de prehistorische tijd tot en met de Romeinen toe, die van ±57 voor tot ±450 na Christus Zuid-Limburg beheersten.

De eerste Christelijke missionarissen waren lekenapostelen, m.n. de Romeinse soldaten waren de eerste geloofsverspreiders. In Tongeren en Maastricht is al vroeg sprake van een Christengemeente. Servatius, afkomstig uit het huidige Turkije, was de eerste bisschop van Maastricht. Hij stierf kort na 384. Tot zijn gebied behoorde ook Elsloo.

In de 7de eeuw verkondigde de H. Lambertus het geloof in het huidige Luiks gebied, Brabant en Limburg. Hij werkte o.a. samen met de H. Willibrordus, stichter van o.a. de abdij te Susteren. Lambertus was de laatste bisschop van Maastricht en werd rond 708 in Luik vermoord. Zijn opvolger de H. Hubertus liet in 720 de overblijfselen van de H. Lambertus naar Luik brengen en vestigde daar de bisschopszetel, kennelijk omdat het in Maastricht te gevaarlijk was. Zo ontstond het bisdom Luik.

Parochies, zoals wij ze nu kennen, zijn pas schoorvoetend ontstaan na 800 onder het bestuur van Karel de Grote (ca 747-768-814). Deze wist een heel groot deel van West-Europa te verenigen en werd keizer in 800. Zijn hoofdstad was Aken. Elsloo behoorde oorspronkelijk tot het dekenaat Susteren, dat 78 parochies telde en dat zich vanaf Meerssen tot Roermond uitstrekte. Tot 1840 behoorde de parochie Elsloo, zoals de rest van Nederlands Limburg, bij het bisdom Luik. Daarna behoorde het bij het apostolisch vicariaat Roermond, dat in 1853 het bisdom Roermond werd. Elsloo hoorde dan een tijd lang bij het dekenaat Meerssen. Intussen hoort Elsloo bij het dekenaat Sittard.

2 Eerste kerkje.

Rond 650 werd Elsloo Christen en werd er een houten kerkje gebouwd. Dit werd later vervangen door een stenen gebouw. Hiervan is echter niets meer te vinden. In 1108 wordt melding gemaakt van een heer van Elsloo. In 1121 week Andries van Kuik, proost van St. Lambertus, uit naar het kasteel, na de moord op Frederik van Namen, bisschop van Luik. In 1105 vinden we de eerste vermelding van een kerk in de kroniek van de abdij van St. Truiden. Deze kerk was eigendom van deze abdij.
Deze kerk zou bij het kasteel gelegen hebben in het Maasdal. De Maas stroomde toen westelijker, dichtbij het huidige Kotem of zelfs westelijk daarvan. Het grootste deel van het toenmalige Elsloo ligt, zie hieronder, midden in de huidige Maasbedding.

3 Overstroming en tweede kerk.

Oude St. Augustinuskerk. Houtskooltekening door J. Pesch in bezit van het kerkbestuur, naar een aquarel van Alexandre Schaepkens uit 1840. Het origineel bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek, Brussel
Bij een zware overstroming van de Maas in 1459 zijn de toenmalige kerk, het kasteel en een groot deel van het dorp in de Maas verdwenen.
Tegenwoordig zijn bij zeer lage waterstanden van de Maas (in de zomer) de restanten hiervan nog zichtbaar. Na de ramp van 1459 werd een nieuw kerk(je) gebouwd boven op de berg. Het priesterkoor van dit kerkje lag op de plaats van de huidige grote grafkapel van de fam. de Geloes. De ingang was opzij aan de kant van de Dorpstraat. De kerk was toegewijd aan de H. Augustinus van Hippo. Welke namen de eerdere kerken gehad hebben is onbekend. De kerk van 1459 werd ingewijd op het feest van St. Dionysius, 9 oktober, vandaar de originele kermisdatum van Elsloo op de zondag voor het feest van St. Dionysius.

De kerk uit 1459 was een gotische kerk, in mergel en zandsteen opgetrokken, ze was 14,7 x 7,6 meter. In de loop der tijd werden de muren bouwvallig en werden zij overeind gehouden door stutten. De toren leek op de St. Martinustoren van Stein. Reeds in 1588 was er sprake van de slechte toestand van het bouwwerk en wendde graaf de Gavre zich al tot koning Filips de Tweede om de schout, de schepenen, de kerkmeesters en de gemeente voor de Raad te dagen om hen te dwingen om het bouwwerk op te knappen. In 1621 liet Jan Conincx, een rijke Maasschipper, Fl. 50,- na om de fundamenten te repareren. Ook liet hij de ramen op het priesterkoor herstellen. In 1700 werd er een sacristie gebouwd met mergelblokken uit Valkenburg. In 1744 moest het priesterkoor gerepareerd worden. Buiten een altaar en een doopvont, dat nog steeds gebruikt wordt, waren er vrijwel geen meubelen in deze kerk.
Op 22 augustus 1779 heeft Mgr. d'Arberg het St. Augustinusaltaar in deze kerk geconsacreerd. De relieken die daarbij geplaatst zijn hebben wij in 2014 kunnen identificeren.

Wij lezen over deze oude kerk in de kroniek van Peter Treckpoel (1442-1509) uit Beek:

In den jaer ons Heren MCCCCLIX due waert die nuwe kyrck te Elsloe erstwerff getymmert inde begonnen daer sy nu steyt. Inde sy wert erstwerff geconsacreert gewyt inde gebenedyt in den jaer voers. van LIX op synte Dyonysii dach. Inde die alde kyrcke, die plach te staen er dese neuwe kyrck getymmert waert, die stondt by der Borch; mer die Mase hadde sy bynae al te zamen ewech gedreven.[1]

In modern Nederlands:

In het jaar onzes Heren 1459 werd de nieuwe kerk van Elsloo gebouwd en begonnen waar zij nu staat. Zij werd geconsacreerd en gezegend in de loop van het jaar 59 op het feest van St. Dionysius. De oude kerk, die er stond voor deze kerk gebouwd werd, stond bij de burcht, maar de Maas heeft ze samen bijna helemaal weggespoeld.

4 De bouw van de huidige kerk.

Tijdens een onweer in de nacht van 20 op 21 april 1843 werd de toren getroffen door de bliksem en viel door het dak van de kerk en vernielde de pastorie. Op 22 november 1843 werd het besluit genomen om een nieuwe kerk te bouwen. Bij de afbraak van de ruïne in 1849 bracht het gebouw nog geen honderd gulden op. Op 6 juni 1848 werd de eerste steen voor deze kerk gelegd. De parochie telde toen 1150 zielen. De kerk werd gebouwd in de Oreanshof naast de pastorie en vlak bij de oude kerk, maar haaks op de richting van de vorige kerk. Dit is dezelfde plaats die in de legende van de heilige pelgrim Winandus wordt aangeduid als Orientshof. Dit alles gebeurde onder het pastoorschap van Petrus Willems (pastoor van 30 oktober 1839 tot 1883).

De architect was Jean Dumoulin (1800-1857), uit Maastricht. De bouw werd op 8 mei 1848 voor notaris J.W. Boots te Amby gegund aan Leonard Muysers, aannemer uit Roermond, voor Fl. 8.875,00. De daum van ingebruikname is niet precies bekend. De inscriptie in de steen boven de ingang noemt het jaar 1849. Van de oude kerk bleef slechts de grafkelder van de grafelijke familie de Geloes over. Deze familie betaalde Fl. 2000.- voor de bouw van de nieuwe kerk onder voorwaarde dat zij een begraafplaats zouden krijgen voor haar en haar nakomelingen. Na nog een tegemoetkoming voor de armen, voor kerkmeubilair en het hoofdaltaar, werd dit verzoek ingewilligd. De grafkapel is dus een rest van het koor van de oude kerk. In de kelder liggen vijf familieleden d'Arberg begraven, incl. Mgr. d'Arberg. Onder leiding van pastoor Petrus Willems en kapelaan Jozef Smeets gingen de parochianen aan de slag. De brikken werden gebakken bij de Driekuilen, tot in het recente verleden ook bekend als de brikkenhook. Bij het tegenwoordige kasteel werd de vijver uitgegraven voor de grondstof. Het houtwerk, eikenhout, werd geschonken door de Geloes en de Wit, vader van de latere burgemeester. De Naamse steen in de toren is afkomstig van het oude kasteel van Geulle. De steen onder de communiebank is van Duitse herkomst.
De zwart-wit-rode marmeren ster op het priesterkoor werd financieel gesteund door de kapelaan, die zelfs te voet tot Den Bosch hotelgasten hiervoor afging voor een bijdrage. Op 13 mei 1849 was de kerk al in gebruik, terwijl ze pas op 9 juli 1855 door mgr. Paredis werd geconsacreerd. Een eik geschonken door de Geloes en twee eiken door Eduard Wouters (kasteelheer uit Stein) werden gebruikt voor het vervaardigen van de banken. In 1874 werd het orgel geplaatst door de firma Pereboom & Leyser, orgelbouwers te Maastricht. Het werde ingebouwd in een oudere orgelkast van rond 1800. Een niet-katholieke douanebeamte, Servé, vervaardigde uit een boomstam het grote St. Augustinusbeeld.
Op 4 oktober 1892 brak er een binnenbrand uit in de kerk. Het hoofdaltaar werd helemaal vernield. Het plafond was zwart geblakerd. Het bericht hierover van Pastoor Haesen is te vinden in het Liber Memorialis, 92.
Verder ontbreekt elke informatie hierover.

Graftombe fam. de Geloes, op de plaats van het priesterkoor van de vorige kerk. De tombe is eigendom van Stichting Theodora
Graftombe fam. de Geloes.
St. Nicolaaskerk (links) op Onze-Lieve-Vrouweplein te Maastricht kort voor de afbraak in 1837.
De klokkenverdieping van de toren werd in 1862 toegevoegd en bevat een door Johannes van Venlo gegoten klok uit 1480.

De traditie wil dat de bovenkant van deze fraaie toren met vier wachters en galerij gebaseerd is op de toren van de in 1837 afgebroken St. Nicolaaskerk uit Maastricht. Deze kerk was gelegen aan het Onze-Lieve-Vrouweplein, op de plaats waar nu Hotel Derlon ligt. (Zie hiernaast). De bouwmeester van de St. Augustinuskerk, Jean Dumoulin (1800-1857), was in ieder geval een Maastrichtenaar en de gelijkenis is zo treffend dat deze overlevering wel waar moet zijn. Zij het dat de toren pas in 1862 na het overlijden van Dumoulin (+ 1857) gebouwd werd.[2]
De hoogte van de toren is 49,50 meter, waarvan de bovenste 7,50 meter gevormd worden door bol, kruis en haan.

5 De St. Augustinuskerk, nu.

De kerk is in 1963-65 gerestaureerd. Vanaf 1993 zijn er heel wat inventarisstukken en kunst teruggehaald, gerestaureerd of bijgeplaatst in de kerk. In 1998 is het huidige hoofdaltaar geplaatst (film hierover) en in 2000 is de kerk van binnen geschilderd en tussen 1993 en 2000 is alle meubilair gerestaureerd (film hierover). Dit alles is door onze eigen vrijwilligersgroep gebeurd. In 2009-2010 is het dak van het schip met de verankeringen in de muren, de mergellaag onder de goten en het voegwerk in een zeer grote restauratie hersteld. In 2015 is de hele toren grondig gerestaureerd en zijn de galerij om de toren en de vier wachters opnieuw opgebouwd. De ondersteuning van de torenspits is toen ook zo veranderd dat deze niet meer op de galerij steunt maar op de massieve torenmuren.

6 Restauraties 2010-2011 en 2015-2016

In 2010-2011 zijn de dakconstructie en muren van het schip van de kerk grondig onder handen genomen. (Een uitgebreide beschrijving volgt nog).
In 2015 is de toren opnieuw gevoegd, is de hele kap grondig opgeknapt, alleen de belangrijkste balken zijn behouden gebleven, ook zijn de buitenmuren van de galerij en wachters volledig afgebroken en opnieuw opgebouwd.
De grote wijzerplaten van 180 cm diameter zijn vervangen door kleinere van 100 cm diameter die passen in de originele hardstenen ringen waarin ook de allereerste wijzerplaten geplaatst waren. Deze zijn aan de achterkant van gedegen waterafvoeren voorzien. (Wij vermoeden dat de eerdere wijzerplaten zo groot gemaakt waren om inwatering te voorkomen.)
Achter ieder van de vier wachters zijn er inspectieluiken gemaakt zodat deze vier dode hoeken/dakgedeeltes toegankelijk zijn voor inspectie en reparatie.

7 Archiefbeelden

Binnenzicht 1998, net voor de komst van het nieuwe altaar
Binnenzicht 193?, oudste bekende foto van het interieur?
Buitenaanzicht 193?
Binnenzicht 193?
Binnenzicht 1946. Zeer waarschijnlijk is deze foto genomen b.g.v. de eerste H. Mis van Pierre Peters O.Carm. (Jurgensstr.) op 15 aug. 1946 (Met dank aan Yvonne van Hees)
Binnenkapel 193?
Hoofdaltaar jan. 1957. De priesters zijn pater van Summeren MSC, pastoor Bertin en kapelaan Boers. Het bruidspaar is Karl Scholtes en Netje Delbressine

8 Literatuur

Gedenkboek, uitgegeven bij het 100-jarig bestaan van de kerk van Elsloo. 1849-1949, heruitgave door Heemkunde Vereniging "Maasstreek", Elsloo, 1985 ISBN 90 70692 03 1

9 Voetnoten

  1. J. Habets, P. Trecpoel, Chronijk der landen van Overmaas en der aangrenzende gewesten door eenen inwoner van Beek bij Maastricht, 1275-1507, = Publications de la société historique et archéologique dans le duché de Limbourg, VII, 1870, blz. 18.
  2. Hier is verder historisch onderzoek nodig.