Sacramenten en vieringen

Uit Parwiki

1 De sacramenten

De sacramenten van de Nieuwe Wet zijn door Christus ingesteld en ze zijn zeven in getal, te weten het doopsel, het vormsel, de eucharistie, de boete, de ziekenzalving, de priesterwijding en het huwelijk. De zeven sacramenten raken alle fasen en belangrijke momenten in het leven van de christen: zij brengen het geloofsleven van de christen tot ontstaan en groei, verlenen genezing en zending. Er bestaat dus een zekere gelijkenis tussen de fasen van het natuurlijk leven en die van het geestelijk leven. (CKK 1210)

De leer van de Kerk over de zeven sacramenten vindt u in CKK 1113-1130.
Een uitgebreid eigen artikel is in voorbereiding.

2 De liturgie als levensbron

Als werk van Christus is de liturgie ook een handeling van Zijn Kerk. Ze verwezenlijkt en toont de kerk als een zichtbaar teken van de gemeenschap tussen God en de mensen door Christus. Ze betrekt de gelovigen in het nieuwe leven van de gemeenschap. Ze houdt een “bewuste, actieve en vruchtbare” deelname van allen in.
“De liturgie omvat niet het hele handelen van de kerk”: ze moet worden voorafgegaan door de evangelisatie, het geloof en de bekering; dan kan ze haar vruchten voortbrengen in het leven van de gelovigen: het nieuwe leven volgens de heilige Geest, het deelnemen in de zending van de kerk en de dienst aan haar eenheid. (CKK 1071-1072; vgl. 1066-1075)

3 Ons geloof kan niet zonder gebed en liturgie en in het bijzonder het ontvangen van de sacramenten

Terecht wordt de liturgie dus beschouwd als de uitoefening van het priesterlijk ambt van Jezus Christus. De heiliging van de mens wordt er in waarneembare tekens aangeduid en, op de wijze die aan elk afzonderlijk teken eigen is, tot stand gebracht. De openbare eredienst wordt in zijn geheel voltrokken door het mystieke lichaam van Christus, dat wil zeggen: door hoofd en ledematen. Zo is elke liturgische viering, omdat ze het werk is van Christus, de Priester, en van zijn lichaam, de kerk, een bij uitstek heilige handeling die door geen enkel ander handelen van de kerk op gelijke titel en in gelijke mate in krachtdadigheid wordt geëvenaard. (CKK 1070)