Advent

Het woord advent betekent "(aan)komst". De adventstijd is de tijd om zich voor te bereiden op de viering van de komst van Gods Zoon op aarde. De advent is de periode van vier weken vóór Kerstmis waarin de Kerk ons oproept tot waakzaamheid. In aansluiting met de vele oproepen van de Here om waakzaam te zijn, vraagt zij ons om onze aandacht voor God en het hemelse niet te verliezen. Immers niets is gemakkelijker dan zich te laten meedrijven met deze wereld, of ons te laten leven door onze vele bezigheden of -erger nog- weg te spoelen met het ongeloof of ongeïnteresseerdheid van de massa. Het kost een bepaalde moeite om consequent voor het goede, voor God, voor Christus te kiezen en van daaruit proberen te leven. In de diverse parabels maakt Jezus ons duidelijk dat wij niet mogen vergeten dat God wel degelijk onderscheid zal maken tussen zijn getrouwen en degenen die zich van Hem afkeren; tussen degenen die Hij waakzaam zal vinden op de dag dat Hij ons leven van ons terugvraagt en hen die zich niets van Hem hebben aangetrokken. Heel de advent is een oproep: "laat je niet opslokken door de wereld om je heen". "Stel je moraal en je leven niet af op wat men vindt"... "Maar bouw op God!", "Wees waakzaam!", want eens komt de dag van de Heer en dan gelden Zijn normen en dan geldt niet datgene wat de wereld vindt. Bouw op God! Want wie anders kan jouw honger naar eeuwige dingen stillen. Het is een gebruik om een adventskrans in de kerk of in huis te plaatsen. Iedere zondag van de advent wordt er een kaars meer aangestoken. Het is een hulpmiddel dat vooruitwijst naar het kerstfeest: de viering van de geboorte van Gods Zoon.