H. Antonius van Padua

Uit Parwiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 31 mei 2024 om 10:04
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
St. Antonius van Padua Mariakerk

 

St. Antonius van Padua St. Jozefkerk
St. Antonius van Padua (1195-1231)

Antonius werd geboren in Lissabon in 1195 met als Fernandez Martins de Bulhões. Hij overleed in Padua op 13 juni 1231. We mogen hier toch wel stellen dat de vrome afbeelding van de man in Franciscaner pij met het Jezuskind op de armen niet helemaal recht doet aan hem. Het is de uitbeelding van een bekend feit uit zijn leven.
De echte Antonius was een man die het boek en het woord kon hanteren zoals Sint Paulus.
Hij was uit een adellijke familie. Op 15-jarige leeftijd trad hij in bij reguliere kanunniken van St. Augustinus, die een heel streng leven leidden. Op een dag, toen hij reeds priester was, klopten een paar Franciscaanse broeders aan aan de poort van het klooster in Coimbra. De Franciscanen bestonden toen pas 11 jaar. Deze mannen waren onderweg naar Marokko om daar het Evangelie aan de moslims te verkondigen. Deze vijf stierven korte tijd later als martelaren in Marokko. Pater Fernandez, zoals hij heette, trad korte tijd daarna in bij de Franciscanen in Olivares. Hij kreeg de naam Antonius en de opdracht om naar Marokko te gaan. Aangekomen in Marokko werd hij zo ziek dat men hem dwong terug te keren. Het schip waarop hij terugvoer belandde in een storm en strandde op Sicilië. Zijn herstel kostte lange tijd. Eenmaal gezond trok hij naar Assisië waar St. Franciscus een generaal kapittel (= algemene vergadering) van de nog jonge Franciscaanse beweging samenriep in 1221. Antonius werd naar het klooster van Monte Paolo, in de buurt van Forli, gestuurd waar hij in de tuin en klooster werkte een waar hij in armoede en versterving leefde.
Toen hij in 1222 geheel onverwacht moest invallen als predikant bij een priesterwijding maakte hij zo een diepe indruk op de aanwezigen, waaronder St. Franciscus zelf dat deze hem de opdracht gaf om in heel Italië te gaan preken. Hij preekte vervolgens in Noord-Italië in 1222-1224 tegen de dwaalleren (katharen). Ondanks tegenwerking liepen de pleinen in Italië vol als hij kwam, de bekeringen namen hand over hand toe en diverse wonderen onderlijnden zijn optreden. Op uitnodiging van Sint Franciscus werkte hij drie jaar in Frankrijk waar hij met zijn prediking en voorbeeldige leven de Albigenzen bestreed. (1224-1227). Zijn optreden bracht velen tot bekering en werd ondersteund door een menigte van wonderen. Antonius gaf ook onderricht aan hoger opgeleide Albigenzen en wist velen te overtuigen.
De heiligheid van zijn leven en zijn nederigheid hadden dezelfde kracht als zijn welsprekendheid. Vaak was hij gedwongen om in de open lucht de menigte toe te spreken omdat er in de kerken niet voldoende plaats was.
Op 2 september 1226 stierf St. Franciscus en Antonius werd opgeroepen om onmiddellijk naar het generaal kapittel te komen. Hij werd daar tot provinciaal voor heel het noordelijk deel van Italië gekozen. Hij was intussen 32 jaar oud. Hij wijdde zijn beste krachten aan de organisatie van het religieuze leven en hij preekte in al zijn kloosters en in diverse steden in Noord-Italië. Zijn onvermoeibare ijver werd ook nu ondersteund door wonderen.
Op zijn 35ste reeds begon het harde werk zijn tol te eisen. Hij werd langzaam maar zeker verlamd aan voeten en benen. Antonius liet zich uiteindelijk terugbrengen naar het klooster in Padua waar hij zijn geschriften ordende en richtlijnen voor de prediking opstelde voor zijn medebroeders. Zo ontstonden zijn bekende “Zondagspreken” en “Preken voor hoogfeesten”. Steeds zieker trok hij zich terug in de eenzaamheid van een boomhut in Camposampiero.
Na een paar dagen verzamelde zich daar toch een menigte en voor de laatste keer preekte hij daar tot het volk. Stervend werd teruggebracht hij naar Padua. Op 13 juni 1231, op 36-jarige leeftijd stierf hij in Padua. De wonderen die gebeurden bij zijn graf zorgden ervoor dat paus Gregorius IX hem nog geen jaar later op 30 mei 1332 al heilig verklaarde.
Pius XII verklaarde hem in 1946 tot kerkleraar. Hij kreeg de bijnaam doctor evangelicus (evangelische leraar).