Pinksteren

Uit Parwiki

De H. Geest daalt neer Binnenkapel St. Augustinuskerk

 
De H. Geest als duif Vaandel St. Jozefkerk

Vijftig dagen na Pasen daalde de H. Geest neer over Maria, de apostelen en een aantal andere leerlingen van de Heer. Op die dag begon het werk en de verkondiging van de Kerk.

De tekst (ingekort) uit de H. Schrift over de Pinksteren.
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren allen (= apostelen, vrouwen en andere leerlingen) bijeen op dezelfde plaats. Plotseling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak en heel het huis waar zij gezeten waren, was er vol van. Er verscheen hun iets dat op vuur geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette.

Zij werden allen vervuld van de heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, naargelang de Geest hun te vertolken gaf. Nu woonden er in Jeruzalem Joden, vrome mannen, die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel. Toen dat geluid ontstond, liep het volk te hoop en tot zijn verbazing hoorde iedereen hen spreken in zijn eigen taal. Petrus trad naar voren met de elf en verhief zijn stem om het woord tot hen te richten: "Mannen van Israël, luistert naar deze woorden: Jezus de Nazoreeër was een man wiens zending tot u van Godswege bekrachtigd is. Gij kent immers zelf de machtige daden, wonderen en tekenen, die God door Hem onder u heeft verricht. Hem, die volgens Gods vastgestelde raadsbesluit en voorkennis is uitgeleverd, hebt gij door de hand van goddelozen aan het kruis genageld en gedood. Maar God heeft Hem ten leven opgewekt na de smarten van de dood te hebben ontbonden; want het was onmogelijk dat Hij daardoor werd vastgehouden. Deze Jezus heeft God doen verrijzen en daarvan zijn wij allen getuigen. Verheven aan Gods rechterhand heeft Hij de beloofde heilige Geest van de Vader ontvangen en Deze uitgestort, zoals gij ziet en gij hoort. Voor heel het huis van Israël moet dus onomstotelijk vaststaan, dat God Hem en Heer en Christus heeft gemaakt, die Jezus, die gij gekruisigd hebt." Toen zij dit hoorden, waren zij diep getroffen en zeiden tot Petrus en de overige apostelen: "Wat moeten we doen, mannen broeders?" Petrus gaf hun ten antwoord: "Bekeert u en ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden. Dan zult gij als gave de heilige Geest ontvangen." Die zijn woord aannamen lieten zich dopen, zodat op die dag ongeveer drieduizend mensen zich aansloten. Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed. (Hand. 2,1-6.14.22-24.33.36-38.41-42)