H. Elisabeth van Thüringen: verschil tussen versies
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{|width=800px | {|width=800px | ||
− | |colspan=2|{{Menukop Heiligen}}<br> | + | |colspan=2|{{Menukop Heiligen}}<br> |
|- | |- | ||
|valign=top| | |valign=top| |
Huidige versie van 5 jan 2023 om 19:23
LevenElisabeth van Thüringen (1207-1231), (ook wel van Elisabeth van Hongarije) was de dochter van de Hongaarse koning Andreas II. Door een politiek huwelijk werd ze als kleuter al verloofd en op haar vierde jaar reeds naar Thüringen (D.) gebracht waar zij op haar veertiende huwde met de 21-jarige landgraaf Lodewijk IV, die toen reeds op de troon zat. De zorg over het kind Elisabeth namens de koning van Hongarije had Walter van Vargula. Als kind was zij een oprechte volgeling van Christus. Twee jaar later krijgt ze haar eerste kind (22 maart 1222). In deze periode ontmoet zij de eerste Franciscanen in Duitsland en wil zij hem navolgen. Door haar keuze om in armoede en in trouw aan God te leven vervreemdde ze van haar onmiddellijke omgeving. Zij wijdde zich aan armenzorg, bezocht zieken, gaf aalmoezen, legde doden af, enz. In 1226 werd het land door hongersnood geteisterd. Haar man was weg naar de Rijksdag in Cremona. Elisabeth deed wat zij kon, niet enkel op de Wartburg en omgeving waar zij verbleef, maar in het hele land organiseerde zij hulp voor zover zij het kon. In deze tijd werd Conrad van Marburg haar geestelijk leidsman. In 1227 verwachtte zij haar derde kind en vertrok haar man op kruistocht met keizer Frederik II. Hij stierf enkele maanden later in Italië, nog voor hij scheep kon gaan (11 sept.). WeduweHaar zwager Hendrik werd landgraaf, omdat haar eigen kinderen, de directe erfgenamen, nog te klein waren. Hendrik legde meteen beslag op haar inkomsten. In de nacht van goede vrijdag 1228 ontvluchtte zij haar kasteel en ging op zoek naar onderdak in Eisenach, maar niemand durfde haar en haar twee gezellinnen Guda en Isentrudis en kinderen te helpen uit angst voor de landgraaf. Zij leefde vervolgens als een bedelares. Door toedoen van een tante die abdis was in Kitzingen en die pas na een tijd later hierover hoorde kreeg zij bij haar onderdak. Zij stuurde Elisabeth naar haar broer Egbert, bisschop van Bamberg, (dus oom van Elisabeth). Hij wilde Elisabeth tot een nieuw huwelijk bewegen. Maar Elisabeth had reeds het besluit genomen en de gelofte gedaan om niet meer te huwen. De bisschop liet haar overbrengen naar slot Podenstein en wilde haar gevangen houden tot zij toe zou instemmen in een huwelijk. Maar nauwelijks daar aangekomen, keerden een aantal kruisvaarders, vazallen van haar man, met het lijk van haar man terug naar Bamberg. Men hield haar man Lodewijk voor een heilige en zo werd ook het gebeente ontvangen. Elisabeth werd prompt naar Bamberg ontboden. Bisschop Egbert kon niet verhinderen dat Elisabeth het lichaam van haar man vergezelde naar Reinhartsbrun waar hij begraven wilde worden. Onder geleide van de ridders keerde ze naar de Wartburg terug. Korte tijd later vertrok zij vandaar naar Marburg, het kasteel dat haar eigendom was. Men liet haar niet binnen. Zij ging daarop in een krot in een nabijgelegen dorp wonen. Mede door tussenkomst van Conrad van Marburg, haar biechtvader en een brief van de paus kreeg zij een stuk grond en een vast inkomen. Met haar gezellinnen had zij het heel moeilijk in Marburg, men hield haar voor krankzinning. In deze periode traden zij en haar twee gezellinnen toe tot de derde orde van de Franciscanen. Met de verkregen schadeloosstelling bouwde zij een gasthuis waar zij zieken, armen en stervenden opving. Conrad van Marburg vroeg haar ook, onbegrijpelijk voor onze tijd, om afstand te doen van haar kinderen. Zij stierf in de nacht van 16 op 17 november 1231 amper 24 jaar oud. AfbeeldingZij wordt afgebeeld met rozen van liefdadigheid. Dit naar aanleiding van een verhaal uit haar leven waarbij zij op weg was naar de armen met etenswaar onder haar mantel. Toen haar man, die vond dat ze haar goederen niet mocht weggeven, haar daarbij betrapte moest zij haar mantel open slaan. Zij zei immers dat zij rozen bij zich droeg. Toen zij haar mantel open sloeg had zij daar, buiten het seizoen, de mooiste rozen. |