|
St. Sebastianus, martelaar
Er zijn twee historische bronnen over Sint Sebastianus. Allereerst is er een kroniek uit 354 in een geschrift “Depositio martyrum”, waarin zijn naam, de plaats van zijn graf en zijn verering beschreven worden en de datum waarop zijn marteldood herdacht werd, nl. 20 januari. De andere bron is Sint Ambrosius die in een van zijn geschriften vermeldt dat Sebastianus in Milaan geboren was en gemarteld werd in Rome.
Zijn verering was wijd verspreid in de oudheid tot in de 16de eeuw. Waarschijnlijk is dat te wijten aan het feit dat zijn graf zich bevindt langs de belangrijkste weg van de Romeinse oudheid, nl. de Via Appia, en aan het feit dat zijn graf zich in de onmiddellijke nabijheid bevindt van de “memoria degli apostoli”, in de catacomben die op de dag van vandaag de catacomben van S. Sebastiano heten. Deze plaats was het doel van veel bedevaarten in de Middeleeuwen.
In de 7de eeuw werden veel wonderen toegeschreven aan de voorspraak van Sebastianus.
Omdat het volk niet tevreden was met deze schaarse feiten ontstond in de 5de eeuw een geschrift: De passie van St. Sebastianus. Niet alles in hierin is historisch. Het is een geromantiseerd verhaal, vol wonderen, bekeringen, lange redevoeringen ter verdediging van het Christendom en van beschrijvingen van de gebeurtenissen rondom zijn marteldood.
Sebastianus werd geboren in Milaan (of Narbonne). Hij werd lid van de pretoriaanse wacht, waar hij snel een hoge functie kreeg. Door zijn trouw en rechtschapenheid werd hij uiteindelijk uitgekozen als lid van de persoonlijke lijfwacht van de keizers Diocletianus (284-305) en Maximianus Herculeus (286-305). Door deze functie kon hij vaak Christenen die in de gevangenis zaten ter hulp komen en kon hij zelf het geloof verspreiden temidden van adellijke families en temidden van de magistraten aan het hof.
Hij hielp en steunde de Christelijke broers Marcus en Marcellinus die onder verzekerde bewaring stonden in het huis van het echtpaar Nicostratus en Zoë. Behalve dit echtpaar bekeerde hij ook de ouders van de twee broers Tranquillinus en Marcia. Zij werden gedoopt tegelijkertijd met Claudius de prefect van Rome en diens vrouw Sinforosa en hun zonen Felicissimus en Felix en een aantal andere mensen van adellijke afkomst. Volgens de passio had zijn bekeringswerk, ondersteund door wonderen, nog meer succes. Zo bekeerden de nieuwe prefect van de stad Cromatius en zijn zoon Tiburtius en andere familieleden zich. Ze kregen catechese van de priester Polycarpus en werden gedoopt door paus Caius.
Al deze bekeerlingen ondergingen op verschillende manieren de marteldood onder de prefectuur van Aquilinus. Sebastianus' bekeringsijver en zijn inzet voor de Christelijke gevangen en voor de begrafenis van de martelaren kon niet onopgemerkt blijven. Nadat hij een aantal martelaren begraven had werd hij voor de beide keizers gebracht en omwille van zijn geloof veroordeeld om met pijlen dood geschoten te worden. Zijn medesoldaten brachten hem naar een veld waar men hem bijna naakt aan een paal bond. Hij werd met zoveel pijlen doorboord dat hij leek op een egel “quasi ericius ita esset insertus ictibus sagittarum”, zoals de passio vermeldt.
De beulen dachten dat hij dood was en lieten hem achter. 's Nachts haalden een aantal Christenen waaronder Irene, weduwe van de martelaar Castulus, het lijk weg om het te begraven. Ze vonden echter dat hij nog leefde. Hij werd door Irene in haar woning op de Palatijn verpleegd en hij genas op wonderbaarlijke wijze. De Christenen vroegen hem om Rome te verlaten en zich in veiligheid te brengen. Hij echter trad op de twee keizers toe toen dezen een offer brachten in de tempel van Hercules om zo op een publieke wijze zijn geloof te belijden. Diocletianus liet hem gevangen nemen. Hij werd doodgegeseld op de paardenrenbaan op de Palatijn. Zijn lichaam werd vervolgens in de riolering geworpen opdat de Christenen het niet zouden kunnen vinden en vereren. De heilige verscheen echter aan een zekere Lucina en wees haar de plaats aan waar zijn lichaam lag en beval haar om hem te begraven bij de graven van Petrus en Paulus aan de Via Appia. Lucina deed wat haar opgedragen werd en begroef hem in een graf “in catacumbas”.
|
Deze passio schildert de jonge militair Sebastianus als een moedige Christen, trots en beslist in zijn poging het Christendom uit te dragen, eerlijk en trouw in het uitvoeren van militaire bevelen, liefdevol in de hulpverlening aan gevangenen en vroom in zijn voornemen om de martelaren te begraven. Deze geïdealiseerde figuur is het voorwerp geworden van verering door de Christenen. Een aantal dingen uit de passio zijn historisch: zijn marteldood in Rome, de begrafenis “in catacumbas” en de marteldood onder Diocletianus.
|