Mgr. d'Arberg: verschil tussen versies

Uit Parwiki
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 8: Regel 8:
 
Hij werd door zijn vader - het is nog in de feodale tijd - voorbestemd om geestelijke te worden. Hij was kennelijk overtallig want er waren al zonen uit vaders eerste huwelijk. Op zijn tiende reeds ontving hij de tonsuur en nog voor zijn zestiende ontving hij eeen prebende als kanunnik van het kapittel te Leuze (B). Van 1752-1759 studeerde hij in Leuven, waar hij het licentiaat in beide rechten (burgerlijk en kerkelijk) behaalde.<br>
 
Hij werd door zijn vader - het is nog in de feodale tijd - voorbestemd om geestelijke te worden. Hij was kennelijk overtallig want er waren al zonen uit vaders eerste huwelijk. Op zijn tiende reeds ontving hij de tonsuur en nog voor zijn zestiende ontving hij eeen prebende als kanunnik van het kapittel te Leuze (B). Van 1752-1759 studeerde hij in Leuven, waar hij het licentiaat in beide rechten (burgerlijk en kerkelijk) behaalde.<br>
 
Hij werd vervolgens kanunnik van de kathedraal van Doornik en op 19 december 1761 priester gewijd.<br>
 
Hij werd vervolgens kanunnik van de kathedraal van Doornik en op 19 december 1761 priester gewijd.<br>
Op aandringen van zijn vader keerde hij terug naar het bisdom Luik waar hij een prebende van het Sint-Lambertuskapitel wist te verwerven, hetgeen hem overigens financiële problemen bezorgde. Van zijn vader kreeg hij het kasteel en de heerlijkheid van La Rochette bij Chaudfontaine, dat o.a. de feodale rechten op het heffen van tol op de Vesder bezat. Zijn rentmeester heette Van Hees<ref>Ook in Elsloo zijn mensen uit deze familie rentmeesters geweest op het kasteel, dat ook een verblijfplaats van de familie d'Arberg was.</ref> en wij kunnen niet aan de verleiding weerstaan om een brief aan hem te citeren waarin d'Arberg, een verwoed jager, schrijft: "Je serai charmé de vous voir et de faire pif pouf paf ensemble".<ref>{{sc|Preneel}}, 114 n. 20. "Ik zou u graag zien en dan samen pief poef paf gaan doen."</ref><br>
+
Op aandringen van zijn vader keerde hij terug naar het bisdom Luik waar hij een prebende van het Sint-Lambertuskapitel wist te verwerven, hetgeen hem overigens financiële problemen bezorgde. Van zijn vader kreeg hij het kasteel en de heerlijkheid van La Rochette bij Chaudfontaine, dat o.a. de feodale rechten op het heffen van tol op de Vesder bezat. Zijn rentmeester heette Van Hees<ref>Ook in Elsloo zijn mensen uit deze familie rentmeesters geweest op het kasteel, dat ook een verblijfplaats van de familie d'Arberg was.</ref> en wij kunnen niet aan de verleiding weerstaan om uit een brief aan Vanhees te citeren waarin d'Arberg, een verwoed jager, schreef: "Je serai charmé de vous voir et de faire pif pouf paf ensemble".<ref>{{sc|Preneel}}, 114 n. 20. "Ik zou u graag zien en dan samen pief poef paf gaan doen."</ref><br>
 +
 
 
===Hulpbisschop===
 
===Hulpbisschop===
 
In 1767 werd hij wij- of hulpbisschop van het bisdom Luik en was hij heel actief betrokken bij het bestuur van het bisdom, lid van de geheime raad en reizende ambassadeur.<br>
 
In 1767 werd hij wij- of hulpbisschop van het bisdom Luik en was hij heel actief betrokken bij het bestuur van het bisdom, lid van de geheime raad en reizende ambassadeur.<br>
Regel 20: Regel 21:
 
In april 1791 verliet hij zijn bisdom om ongekende redenen.<ref>{{sc|Preneel}}, 120v.</ref> Hij keerde pas terug na de eerste Franse bezetting in mei 1793. Bij de tweede Franse inval in april 1794 vluchtte hij noodgedwongen naar Duitsland, naar Dorsten aan de Lippe en later naar slot Krechting bij Bocholt (D.) en werd een zogenaamde émigré. In 1801 vestigde hij zich in Düsseldorf.<ref> De traditie wil dat hij ook een tijdlang in Elsloo bij zijn broer op het kasteel ondergedoken zat.</ref> Vanuit zijn ballingschap probeerde hij via zijn vicarissen zo goed en zo kwaad als het kon leiding te geven aan zijn bisdom. Van de 400 priesters van zijn bisdom waren er maar 30 die de eed van haat aflegden, die de Franse bezetter van hen eiste, en waardoor ze door de Kerk als afvalligen gezien werden.<br>
 
In april 1791 verliet hij zijn bisdom om ongekende redenen.<ref>{{sc|Preneel}}, 120v.</ref> Hij keerde pas terug na de eerste Franse bezetting in mei 1793. Bij de tweede Franse inval in april 1794 vluchtte hij noodgedwongen naar Duitsland, naar Dorsten aan de Lippe en later naar slot Krechting bij Bocholt (D.) en werd een zogenaamde émigré. In 1801 vestigde hij zich in Düsseldorf.<ref> De traditie wil dat hij ook een tijdlang in Elsloo bij zijn broer op het kasteel ondergedoken zat.</ref> Vanuit zijn ballingschap probeerde hij via zijn vicarissen zo goed en zo kwaad als het kon leiding te geven aan zijn bisdom. Van de 400 priesters van zijn bisdom waren er maar 30 die de eed van haat aflegden, die de Franse bezetter van hen eiste, en waardoor ze door de Kerk als afvalligen gezien werden.<br>
 
====Zijn aftreden====
 
====Zijn aftreden====
Na het concordaat van 15 juli 1801 tussen Napoleon en paus Pius VII, dat onder andere de kerkelijke goederen seculariseerde, ontving hij het verzoek van de paus om af te treden. Dit overkwam alle bisschoppen in Frankrijk en in de geannexeerde gebieden. Napoleon eiste dat men terugging van 149 naar 50 bisdommen plus 10 supplementaire bisdommen in de geannexeerde gebieden. Hierbij moesten de diocesane grenzen het departementes systeem volgen. Het bisdom Ieper werd opgeheven en het deel dat in het Leie-departement lag werd samengevoegd met het bisdom Gent, het deel dat onder het département du Nord viel ging naar het bisdom Kamerijk (Cambrai), dat de departementen Nord en Pas-de-Calais omvatte. d'Arberg ging onmiddellijk in op dit verzoek toen het hem bereikte op 6 december 1801 in een brief van 7 december aan paus Pius VII. Overigens moesten niet alleen de legitieme bisschoppen maar ook de collaborateurs aftreden zodat men een nieuwe start kon maken. Dat de legitieme bisschoppen op verzoek van de paus afstand van hun zetel moesten doen was zeer pijnlijk en zonder precedent in de kerkgeschiedenis.<br>
+
Na het concordaat van 15 juli 1801 tussen Napoleon en paus Pius VII, dat onder andere de kerkelijke goederen seculariseerde, ontving hij het verzoek van de paus om af te treden. Dit overkwam alle bisschoppen in Frankrijk en in de geannexeerde gebieden. Napoleons eis om heth aantal bisdommen van 149 naar 50 terug te brengen plus 10 supplementaire bisdommen in de geannexeerde gebieden werd ingewilligd. Hierbij moesten de diocesane grenzen het grenzen van de departementen volgen.<br>
 +
Het bisdom Ieper werd opgeheven en het deel dat in het Leie-departement lag werd samengevoegd met het bisdom Gent, het deel dat in het département du Nord viel ging naar het bisdom Kamerijk (Cambrai). Dat bisdom omvatte de departementen Nord en Pas-de-Calais. Mgr. d'Arberg ging onmiddellijk in op dit verzoek dat hem op 6 december 1801 bereikte. Zij antwoord aan paus Pius VII gebeurde in een brief van 7 december. Overigens moesten niet alleen de legitieme bisschoppen maar ook de collaborateurs aftreden zodat men een nieuwe start kon maken. Dat de legitieme bisschoppen op verzoek van de paus afstand van hun zetel moesten doen was zeer pijnlijk. Het is zonder precedent in de kerkgeschiedenis.<br>
  
 
===Levenseinde===
 
===Levenseinde===
d'Arberg bleef, zoals intussen voorzien in de uitvoeringsbesluiten van het concordaat, zijn bisdom als administrator besturen tot het aantreden van zijn opvolger Fallot de Beaumong in Gent op 13 juni 1802.<br>
+
Mgr. d'Arberg bleef, zoals voorzien in de uitvoeringsbesluiten van het concordaat, zijn bisdom als administrator besturen tot het aantreden van zijn opvolger Fallot de Beaumong in Gent op 13 juni 1802.<br>
 
Na zijn aftreden kreeg hij een pensioen van de Franse staat en trok zich terug in zijn kasteel La Rochette bij Chaudfontaine.<br>
 
Na zijn aftreden kreeg hij een pensioen van de Franse staat en trok zich terug in zijn kasteel La Rochette bij Chaudfontaine.<br>
 
Hij overleed aldaar op 10 mei 1809 en werd in Elsloo begraven [[Grafkapel de Geloes, binnenaanzicht|in de grafkapel]] op ons kerkhof.<br>
 
Hij overleed aldaar op 10 mei 1809 en werd in Elsloo begraven [[Grafkapel de Geloes, binnenaanzicht|in de grafkapel]] op ons kerkhof.<br>

Huidige versie van 11 okt 2024 om 15:17


1 Monseigneur, d'Arberg Vallangin, bisschop van Ieper (1743-1809)

1.1 Leven en werk

Charles-Alexandre d'Arberg (in het Nederlands: Karel-Alexander van Arberg) [1] werd geboren in Nijvel (B) op 24 augustus 1734 als eerste kind uit het tweede huwelijk van Nicolaas-Maximiliaan, graaf van Arberg, van Valengin en van het Heilige roomse Rijk met Henriette du Han de Martigny.

Hij werd door zijn vader - het is nog in de feodale tijd - voorbestemd om geestelijke te worden. Hij was kennelijk overtallig want er waren al zonen uit vaders eerste huwelijk. Op zijn tiende reeds ontving hij de tonsuur en nog voor zijn zestiende ontving hij eeen prebende als kanunnik van het kapittel te Leuze (B). Van 1752-1759 studeerde hij in Leuven, waar hij het licentiaat in beide rechten (burgerlijk en kerkelijk) behaalde.
Hij werd vervolgens kanunnik van de kathedraal van Doornik en op 19 december 1761 priester gewijd.
Op aandringen van zijn vader keerde hij terug naar het bisdom Luik waar hij een prebende van het Sint-Lambertuskapitel wist te verwerven, hetgeen hem overigens financiële problemen bezorgde. Van zijn vader kreeg hij het kasteel en de heerlijkheid van La Rochette bij Chaudfontaine, dat o.a. de feodale rechten op het heffen van tol op de Vesder bezat. Zijn rentmeester heette Van Hees[2] en wij kunnen niet aan de verleiding weerstaan om uit een brief aan Vanhees te citeren waarin d'Arberg, een verwoed jager, schreef: "Je serai charmé de vous voir et de faire pif pouf paf ensemble".[3]

1.2 Hulpbisschop

In 1767 werd hij wij- of hulpbisschop van het bisdom Luik en was hij heel actief betrokken bij het bestuur van het bisdom, lid van de geheime raad en reizende ambassadeur.
Hij werd de nodige keren gepasseerd bij bisschopsbenoemingen in deze periode, m.n. omdat hij de volkstaal (Nederlands) niet meester was.

Charles Alexandre d'Arberg de Valangin

1.3 Bisschop van Ieper

In 1785 werd hij bisschop van Ieper, waar het Nederlands niet zo en vereiste was omdat het grootste deel van het bisdom franstalig was. Hij viel op door zijn ijver. Hij had overigens direct te maken met het onverkwikkelijke Jozefisme onder het Oostenrijks bewind en vervolgens met de Franse revolutie (1789), Franse bezetting, vervolging, enz.

1.3.1 De Franse tijd

In april 1791 verliet hij zijn bisdom om ongekende redenen.[4] Hij keerde pas terug na de eerste Franse bezetting in mei 1793. Bij de tweede Franse inval in april 1794 vluchtte hij noodgedwongen naar Duitsland, naar Dorsten aan de Lippe en later naar slot Krechting bij Bocholt (D.) en werd een zogenaamde émigré. In 1801 vestigde hij zich in Düsseldorf.[5] Vanuit zijn ballingschap probeerde hij via zijn vicarissen zo goed en zo kwaad als het kon leiding te geven aan zijn bisdom. Van de 400 priesters van zijn bisdom waren er maar 30 die de eed van haat aflegden, die de Franse bezetter van hen eiste, en waardoor ze door de Kerk als afvalligen gezien werden.

1.3.2 Zijn aftreden

Na het concordaat van 15 juli 1801 tussen Napoleon en paus Pius VII, dat onder andere de kerkelijke goederen seculariseerde, ontving hij het verzoek van de paus om af te treden. Dit overkwam alle bisschoppen in Frankrijk en in de geannexeerde gebieden. Napoleons eis om heth aantal bisdommen van 149 naar 50 terug te brengen plus 10 supplementaire bisdommen in de geannexeerde gebieden werd ingewilligd. Hierbij moesten de diocesane grenzen het grenzen van de departementen volgen.
Het bisdom Ieper werd opgeheven en het deel dat in het Leie-departement lag werd samengevoegd met het bisdom Gent, het deel dat in het département du Nord viel ging naar het bisdom Kamerijk (Cambrai). Dat bisdom omvatte de departementen Nord en Pas-de-Calais. Mgr. d'Arberg ging onmiddellijk in op dit verzoek dat hem op 6 december 1801 bereikte. Zij antwoord aan paus Pius VII gebeurde in een brief van 7 december. Overigens moesten niet alleen de legitieme bisschoppen maar ook de collaborateurs aftreden zodat men een nieuwe start kon maken. Dat de legitieme bisschoppen op verzoek van de paus afstand van hun zetel moesten doen was zeer pijnlijk. Het is zonder precedent in de kerkgeschiedenis.

1.4 Levenseinde

Mgr. d'Arberg bleef, zoals voorzien in de uitvoeringsbesluiten van het concordaat, zijn bisdom als administrator besturen tot het aantreden van zijn opvolger Fallot de Beaumong in Gent op 13 juni 1802.
Na zijn aftreden kreeg hij een pensioen van de Franse staat en trok zich terug in zijn kasteel La Rochette bij Chaudfontaine.
Hij overleed aldaar op 10 mei 1809 en werd in Elsloo begraven in de grafkapel op ons kerkhof.
Over de geschiedenis van deze grafkapel en de familie d'Arberg zie: De geschiedenis van de huidige St. Augustinuskerk

1.5 In Elsloo

In de vorige St. Augustinuskerk heeft hij het St. Augustinusaltaar geconsacreerd. Volgens het bijgesloten document gebeurde dat op 22 augustus 1779. Zie: Altaarrelikwie St. Augustinuskerk (1779)[6]
Na zijn dood heeft hij een zilveren kelk aan de parochie geschonken, zoals ook vermeld in ons Liber Memorialis, blz. 134.
Er is een straat naar hem vernoemd in Elsloo.

1.6 Bronnen

  • L. Preneel, "Karel-Alexander van Arberg, XVIIIe bisschop van Ieper (1786-1802)", in: Standen en Landen, Brussel, 1968, blz. 105-144.
  • Annuaire de la noblesse de Belgique, deel VIII, Brussel, 1854.

De websides: Terug via <- op browser.

1.7 Voetnoten

  1. De naam wordt op meerdere manieren gespeld: ook van Arberg, of d'Arberg de Valengin of of d'Arberg deValangin
  2. Ook in Elsloo zijn mensen uit deze familie rentmeesters geweest op het kasteel, dat ook een verblijfplaats van de familie d'Arberg was.
  3. Preneel, 114 n. 20. "Ik zou u graag zien en dan samen pief poef paf gaan doen."
  4. Preneel, 120v.
  5. De traditie wil dat hij ook een tijdlang in Elsloo bij zijn broer op het kasteel ondergedoken zat.
  6. Er zijn ons geen tekeningen of schetsen van het interieur van de oude kerk bekend.