Mgr. d'Arberg: verschil tussen versies
Regel 18: | Regel 18: | ||
===De Franse tijd=== | ===De Franse tijd=== | ||
− | In april 1791 verliet hij zijn bisdom om ongekende redenen.<ref>{{sc|Preneel}}, 120v.</ref> Hij keerde pas terug na de eerste Franse bezetting in mei 1793. Bij de tweede Franse inval in april 1794 vluchtte hij naar Duitsland, naar Dorsten aan de Lippe en later naar slot Krechting bij Bocholt ( | + | In april 1791 verliet hij zijn bisdom om ongekende redenen.<ref>{{sc|Preneel}}, 120v.</ref> Hij keerde pas terug na de eerste Franse bezetting in mei 1793. Bij de tweede Franse inval in april 1794 vluchtte hij noodgedwongen naar Duitsland, naar Dorsten aan de Lippe en later naar slot Krechting bij Bocholt (D.) en werd een zogenaamde émigré. In 1801 vestigde hij zich in Düsseldorf.<ref> De traditie wil dat hij ook een tijdlang in Elsloo bij zijn broer op het kasteel ondergedoken zat.</ref> Vanuit zijn ballingschap probeerde hij via zijn vicarissen zo goed en zo kwaad als het kon leiding te geven aan zijn bisdom. Van de 400 priesters van zijn bisdom waren er maar 30 die de eed van haat aflegden, die de Franse bezetter van hen eiste, en waardoor ze door de Kerk als afvalligen gezien werden.<br> |
+ | ===Zijn aftreden=== | ||
Na het concordaat van 15 juli 1801 dat tussen Napoleon en paus Pius VII, dat onder andere de kerkelijke goederen seculariseerde, ontving hij het verzoek van de paus om af te treden, zoals alle bisschoppen in Frankrijk en in de geannexeerde gebieden. Napoleon eiste dat men terugging van 149 naar 50 bisdommen plus 10 supplementaire bisdommen in de geannexeerde gebieden. Hierbij moesten de diocesane grenzen het departementes systeem volgen. Het bisdom Ieper werd opgeheven en het deel dat in het Leie-departement lag werd samengevoegd met het bisdom Gent, het deel dat onder het département du Nord viel ging naar het bisdom Kamerijk (Cambrai), dat de departementen Nord en Pas-de-Calais omvatte. d'Arberg ging onmiddellijk in op dit verzoek toen het hem bereikte op 6 december 1801 in een brief van 7 december aan paus Pius VII. Overigens moesten niet alleen de legitieme bisschoppen maar ook de collaborateurs aftreden zodat men een nieuwe start kon maken. Dat de legitieme bisschoppen op verzoek van de paus afstand van hun zetel moesten doen was zeer pijnlijk en zonder precedent in de kerkgeschiedenis.<br> | Na het concordaat van 15 juli 1801 dat tussen Napoleon en paus Pius VII, dat onder andere de kerkelijke goederen seculariseerde, ontving hij het verzoek van de paus om af te treden, zoals alle bisschoppen in Frankrijk en in de geannexeerde gebieden. Napoleon eiste dat men terugging van 149 naar 50 bisdommen plus 10 supplementaire bisdommen in de geannexeerde gebieden. Hierbij moesten de diocesane grenzen het departementes systeem volgen. Het bisdom Ieper werd opgeheven en het deel dat in het Leie-departement lag werd samengevoegd met het bisdom Gent, het deel dat onder het département du Nord viel ging naar het bisdom Kamerijk (Cambrai), dat de departementen Nord en Pas-de-Calais omvatte. d'Arberg ging onmiddellijk in op dit verzoek toen het hem bereikte op 6 december 1801 in een brief van 7 december aan paus Pius VII. Overigens moesten niet alleen de legitieme bisschoppen maar ook de collaborateurs aftreden zodat men een nieuwe start kon maken. Dat de legitieme bisschoppen op verzoek van de paus afstand van hun zetel moesten doen was zeer pijnlijk en zonder precedent in de kerkgeschiedenis.<br> | ||
d'Arberg bleef, zoals intussen voorzien in de uitvoeringsbesluiten van het concordaat, zijn bisdom als administrator besturen tot het aantreden van zijn opvolger Fallot de Beaumong in Gent op 13 juni 1802.<br> | d'Arberg bleef, zoals intussen voorzien in de uitvoeringsbesluiten van het concordaat, zijn bisdom als administrator besturen tot het aantreden van zijn opvolger Fallot de Beaumong in Gent op 13 juni 1802.<br> |
Versie van 18 aug 2024 16:00
Monseigneur, d'Arberg Vallangin, bisschop van Ieper (1743-1809)Leven en werk | |
Charles-Alexander d'Arberg (in het Nederlands: Karel-Alexander van Arberg) [1] werd geboren in Nijvel (B) op 24 augustus 1734 als eerste kind uit het tweede huwelijk van Nicolaas-Maximiliaan, graaf van Arberg, van Valengin en van het Heilige roomse Rijk met Henriette du Han de Martigny. |
|
De Franse tijdIn april 1791 verliet hij zijn bisdom om ongekende redenen.[4] Hij keerde pas terug na de eerste Franse bezetting in mei 1793. Bij de tweede Franse inval in april 1794 vluchtte hij noodgedwongen naar Duitsland, naar Dorsten aan de Lippe en later naar slot Krechting bij Bocholt (D.) en werd een zogenaamde émigré. In 1801 vestigde hij zich in Düsseldorf.[5] Vanuit zijn ballingschap probeerde hij via zijn vicarissen zo goed en zo kwaad als het kon leiding te geven aan zijn bisdom. Van de 400 priesters van zijn bisdom waren er maar 30 die de eed van haat aflegden, die de Franse bezetter van hen eiste, en waardoor ze door de Kerk als afvalligen gezien werden. Zijn aftredenNa het concordaat van 15 juli 1801 dat tussen Napoleon en paus Pius VII, dat onder andere de kerkelijke goederen seculariseerde, ontving hij het verzoek van de paus om af te treden, zoals alle bisschoppen in Frankrijk en in de geannexeerde gebieden. Napoleon eiste dat men terugging van 149 naar 50 bisdommen plus 10 supplementaire bisdommen in de geannexeerde gebieden. Hierbij moesten de diocesane grenzen het departementes systeem volgen. Het bisdom Ieper werd opgeheven en het deel dat in het Leie-departement lag werd samengevoegd met het bisdom Gent, het deel dat onder het département du Nord viel ging naar het bisdom Kamerijk (Cambrai), dat de departementen Nord en Pas-de-Calais omvatte. d'Arberg ging onmiddellijk in op dit verzoek toen het hem bereikte op 6 december 1801 in een brief van 7 december aan paus Pius VII. Overigens moesten niet alleen de legitieme bisschoppen maar ook de collaborateurs aftreden zodat men een nieuwe start kon maken. Dat de legitieme bisschoppen op verzoek van de paus afstand van hun zetel moesten doen was zeer pijnlijk en zonder precedent in de kerkgeschiedenis. In ElslooIn de vorige St. Augustinuskerk heeft hij het St. Augustinusaltaar geconsacreerd. Volgens het bijgesloten document gebeurde dat op 22 augustus 1779. Zie: Altaarrelikwie St. Augustinuskerk (1779)[6] |
Bronnen
- L. Preneel, "Karel-Alexander van Arberg, XVIIIe bisschop van Ieper (1786-1802)", in: Standen en Landen, Brussel, 1968, blz. 105-144.
- Annuaire de la noblesse de Belgique, deel VIII, Brussel, 1854.
De websides: Terug via <- op browser.
Voetnoten
- ↑ De naam wordt op meerdere manieren gespeld: ook van Arberg, of d'Arberg de Valengin of of d'Arberg deValangin
- ↑ Ook in Elsloo zijn mensen uit deze familie rentmeesters geweest op het kasteel, dat ook een verblijfplaats van de familie d'Arberg was.
- ↑ Preneel, 114 n. 20. "Ik zou u graag zien en dan samen pief poef paf gaan doen."
- ↑ Preneel, 120v.
- ↑ De traditie wil dat hij ook een tijdlang in Elsloo bij zijn broer op het kasteel ondergedoken zat.
- ↑ Er zijn ons geen tekeningen of schetsen van het interieur van de oude kerk bekend.