De onbevlekte ontvangenis
490 Om Moeder van de Verlosser te zijn werd Maria "door God begiftigd met gaven die pasten bij een zo grote taak".[1] De engel Gabriël begroet haar op het ogenblik van de boodschap als "vol van genade".[2]Immers, om de vrijwillige instemming van haar geloof te kunnen geven bij de aankondiging van haar roeping moest zij geheel gedragen worden door Gods genade.
491 De kerk is zich door de eeuwen heen ervan bewust geworden dat Maria, door God "begenadigd" (Lc. 1,28), vanaf haar ontvangenis verlost was. Dat belijdt het dogma van de onbevlekte ontvangenis, door paus Pius IX in 1854 afgekondigd:
De gelukzalige maagd Maria is bij het eerste ogenblik van haar ontvangenis door een bijzondere genadegave en voorrecht van de almachtige God met het oog op de verdiensten van Christus Jezus, de Verlosser van het menselijk geslacht, gevrijwaard van elke smet van de erfzonde. [3]
492 Deze "luister van een uitzonderlijke heiligheid" waarmee zij "vanaf het eerste ogenblik van haar ontvangenis gesierd is",[4]verkrijgt zij geheel van Christus: zij is "met het oog op de verdiensten van haar Zoon op een meer verheven wijze verlost". [5]Méér dan elke andere geschapen persoon heeft de Vader haar "in de hemelen in Christus gezegend met elke geestelijke zegen" (Ef. 1,3). Hij heeft haar "in Hem uitverkoren vóór de grondlegging van de wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht.[6]
493 De Kerkvaders uit de oosterse traditie noemen de Moeder van God "de geheel heilige" (Panaghia), zij vieren haar als "vrij van iedere zondesmet, als het ware gevormd door de heilige Geest en gemaakt tot een nieuw schepsel".[7]Door Gods genade is Maria heel haar leven lang vrij van iedere persoonlijke zonde gebleven.
Voetnoten
- ↑ LG (= Lumen Gentium) 56 vert. uit Lat.
- ↑ Lc. 1,28.
- ↑ DS 2803 (=Denzinger-Schönmetzer) vert uit Lat.
- ↑ LG 56, vert uit Lat.
- ↑ LG 53, vert. uit Lat.
- ↑ Ef 1,4.
- ↑ LG 56, vert. uit Lat.
|